Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekendAan dezelfde.Hiernevens den Gids, de TeekenenGa naar voetnoot2 en de Nieuwsbode. De artikels in laatstgenoemden zijn mij zeer meegevallen, in zoo ver zij mij meer vermaakt dan gegriefd hebben. Hoe verschillend zijn toch de naturen der menschen! Die artikels herinnerden mij het oordeel van Trénité en zijn ‘meisje’ op de 2de bladz. van nevensgaanden brief. Zulk een getuigenis doet mij meer goed aan het hart dan alle mogelijke Nieuwsboden in staat zijn mij boos te maken. Ik ben benieuwd welken indruk gij van een en ander ontvangen zult. Ik ben maandag en gisteren met veel genoegen te | |
[pagina 81]
| |
Rotterdam geweest. Van den indruk mijner recensie van Pruys van der HoevenGa naar voetnoot1 (Kuenen en Génestet hadden haar reeds gelezen) heb ik niets als goed gehoord. Kuenen voorzag van het slot nieuwe ‘wee en ach.’ Dag, mijn kind; tot van avond.
Woensdagmorgen. [1858] |