Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekendAan dezelfde.Hiernevens, mijn getrouwe, het zeer onoogelijke kistje, waarin vriend WegnerGa naar voetnoot1 heeft goedgevonden mijn aangezigt vast te spijkeren. Zoo leelijk als het is, zal het u toch misschien kunnen dienen.Ga naar voetnoot2 De wijsheid raadt mij heden mijn vleesch te kruisigen en mij van het genot van uw aangezigtje (met toebehooren) te spenen. Intusschen bespeur ik bij mijzelven weinig lust om haar raad op te volgen. Zoo die lust tot van avond stand houdt (tot van avond, welk eene standvastigheid!) | |
[pagina 46]
| |
zal ik een paar visites minder maken en tusschen licht en donker even naar u komen kijken. Kind, kind, gij demoraliseert mij van top tot teen, en het is maar heel goed dat gij een week of zes uit de stad gaat.
Donderdagnamiddag. |