Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekendAan dezelfde.Du holdes Angesicht,
Hiernevens de proef thans volledig en met de kopij er bij van onzen eersten briefGa naar voetnoot1. Wilt gij een en ander nog eens doorloopen, met de pen in de hand, of anders voorlezen aan uw moeder of zuster, om te zien of alles duidelijk is? Tegelijk zend ik een proef naar Leiden, aan Kuenen, van wege de geleerdheid. Hoe gelukkig was ik van nacht, dwalende langs 's Heeren wegen, met mijn ‘beter ik’ aan mijn eigen regterarm! En wat is die pastoor in de Janstraat een allergruwelijkste uil! Het doet mij zoo'n goed te weten dat gij mij liefhebt en dat niets op aarde ons van elkander scheiden kan. Adieu, tot van avond acht ure. Denk intusschen eens van tijd tot tijd aan uwen Cd. |
|