De muis, of De gestoorde nachtrust(1916)–Wilhelm Busch– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] IV. Wat nu gedaan in 't nachtlijk uur? Hier was een goede raad wel duur; Liet zich de muis ook niet meer zien, Toch bracht zij angst aan de echtelien. Vrouw Eva's moed was lang gedoofd En Spar, hij krabde zich het hoofd; Men keek elkaâr verlegen aan En durfde niet ter rust te gaan. Niet zonder reden ook, want ach! Daar kwam weêr 't beestje voor den dag En 't lijden ving op nieuw weêr aan. Doch Spar zei: Vrouw, blijf gij maar staan; 'k Weet nu al hoe ik 't hebben moet: Ik vang het ondier in mijn hoed.’ - Hij greep den hoed, ging stil en zacht Met sprakeloozen mond ter jacht; Maar 't muisje, even rustig stil, Ziet dra wat Sparrebeen nu wil, En hoe zich onze vriend ook weer', Het fopt den sukkel keer op keer. Het loerde op de dikke vrouw, Als of het haar verjagen wou; Maar Eva, door 't gevaar nu leep, Zei: ‘Wacht eens, Monster, 'k vat de kneep’; En nam van achter 't ledikant Een groote parapluie ter hand, Die zij heldhaftig opensloeg, Terwijl haar man op 't muisje joeg. [pagina t.o. 12] [p. t.o. 12] Plaat 4. Vorige Volgende