De muis, of De gestoorde nachtrust(1916)–Wilhelm Busch– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina t.o. 9] [p. t.o. 9] Plaat 1. [pagina 9] [p. 9] I. Vriend Sparrebeen ging strijk en zet Des avonds kwart voor tien naar bed, En, wat hem groot pleizier dan deed, Zijn vrouw was altijd ook gereed. Hij sliep steeds aan den rechterkant, En zij dus aan de linkerhand, En duurde 't zoo ook jaren voort, Nooit werd hun zoete rust verstoord; Als hij zijn Eva had gekust, Zei zij: ‘Nacht Spar, slaap nu gerust En strek je beentjes, lieve guit, Maar recht toe tot den morgen uit’, - En verder werd, na 't kort gebed, Door d'een op d'ander niet gelet. Maar, in een slapeloozen nacht Terwijl de vrouw aan 't huiswerk dacht, Daar hoort ze plotseling gedruisch; Ze luistert, zoekt - een grijze muis Heeft zich, o gruwel! onversaagd In 't vreedzaam slaapvertrek gewaagd. En Eva beefde en gilde luid: ‘O Vader Spar! spring haastig uit Het bed, want, Heer wat bitter kruis! Er is een ondier in ons huis.’ - Vriend Spar keek angstig in het rond, Tot hij de muis zag op den grond, Die, keken beiden nog zoo scheef, Stil aan de vloermat knabblen bleef. Vorige Volgende