menschen, waar hij van zijn eerste kindsheid af gewoond had, dat eene verandering hem niet onwelkom was. Ben nam den hoed van den sloel en ging naar de deur.
'Mocht gij mij weer noodig hebben,' sprak hij tot den heer Havisham, 'dan weet gij waar ik te vinden ben.'
Daarop verliet hij de kamer met het kind aan de hand en zonder meer naar de vrouw om te zien. Zij raasde en tierde van woede, terwijl de Graaf haar zwijgend gadesloeg door het lorgnet, dat hij op zijn aristocratischen arendsneus had gezet.
'Kom, kom, ik zou mij nu maar bedaard houden.' sprak de heer Havisham. 'Het helpt u toch niet, en als gij u zoo aanstelt, zouden wij u moeten opsluiten.'
Er was iets onverstoorbaar kalms in zijn toon, waardoor zij opeens tot het besef scheen te komen, dat zij niets beters kon doen dan zich uit de voeten maken. Zij wierp hem een woedenden blik toe, snelde langs hem heen de kamer uit en sloeg de deur achter zich dicht.
'Van haar zullen wij geen last meer hebben,' zei de heer Havisham.
En zoo was het ook, want dienzelfden avond verliet zij 'het Wapen van Dorincourt.' nam plaats op den trein naar Londen en werd niet meer gezien.
- - - - - - - - - - - - - - - - - -
Toen de Graaf na dit onderhoud de kamer verliet, ging hij terstond naar zijn rijtuig.