| |
| |
| |
De Engelen en de duivels
Val en straf der Engelen
Vandaag gaat moeder nog eens vertellen over de engelen, die God zo maar van niets maakte. Niet één, of tien, maar zoveel.. zoveel.. moeder zou ze niet eens kunnen tellen. Kijk hier op het plaatje zie je een paar engeltjes. Mooie vleugeltjes, hè? God, die goede Vader in den hemel, had de engeltjes zo blij en gelukkig gemaakt. Ook kregen ze zo'n mooi huis om in te wonen: den hemel. Maar de engelen konden lieven Heertje in den hemel niet zien. Dat mochten ze niet. Lieve Heertje dacht: Ik wil, dat de engelen alles doen, wat Ik wil hebben, ze moeten aan Mij gehoorzaam zijn en als ze dat doen, mogen ze Me in den hemel zien en voor altijd bij Mij zijn. De engelen wisten dat ook heel goed. En denk je, dat alle engelen gehoorzaam waren? Luister maar eens, wat er gebeurde.
Er was één engel zo mooi en prachtig, Lucifer heette hij. Als Lucifer voorbij ging, dan straalde het om hem heen van licht, van schitterend goud licht. Lucifer zag wel, hoe mooi hij was. Wie had hem zo mooi gemaakt? Nu denkt mijn kindje zeker: O, Lucifer zal wel dikwijls gezegd hebben: Lieve Heertje, ik bedank U. Nee hoor. De andere engelen deden dit wel. Die knielden neer en baden samen eerbiedig: Lieve Heer, wij bedanken U, omdat U ons zo mooi gemaakt hebt, wij willen goed gehoorzaam zijn aan U. Lucifer bleef dan alleen staan. De andere engelen zeiden wel: Kom, Lucifer, kom ook den lieven Heer bedanken. Hij heeft
je zo mooi gemaakt. Maar Lucifer keek boos. Hij wilde niet.... Weet je, wat hij wèl wilde?....
O, dat durft moeder haast niet te zeggen. Hij wilde.... net zo mooi en wijs zijn als God.... En nu ging Lucifer overal rond om de andere engeltjes ook op te stoken en even slecht te maken als hij zelf. Overal fluisterde hij: Kom bij me, doe maar met me mee, kom, we doen, wat we zelf willen, niet wat God wil, we willen niet meer gehoorzaam zijn aan God. Eerst schrokken al de engelen van dien stouten Lucifer. Maar al gauw liepen er een paar achter Lucifer aan, en deden ook met hem mee en.... telkens kwamen er meer bij, die naar Lucifer luisterden. Ze wilden niet meer gehoorzaam zijn aan God. Maar toch waren er gelukkig nog heel, héél wat brave engeltjes. Ze deden precies, wat lieve Heertje wilde en bedankten God nog dikwijls, omdat Hij hen zo mooi gemaakt had. Eén van die brave engelen was Michaël. Michaël was een grote
| |
| |
STRIJD DER ENGELEN
| |
| |
sterke engel. Hij riep alle brave engelen bij elkaar en samen gingen ze nu naar Lucifer en de stoute, slechte engelen. Michaël zei tegen hen, dat het heel lelijk was om zo te doen tegen den goeden God, van Wien ze alles gekregen hadden en Die helemaal de Baas over hen was. En denk je, dat het hielp? O nee, hoor. 't Werd nog erger. Weet je, wat Lucifer nu zei: We willen naar den troon van God, we willen net als God zijn. Kom, ga mee. Lucifer ging voorop en met al de slechte engelen trok hij al hoger en verder. Daar héél hoog stond de prachtige troon van God. Van alle kanten straalde het van schitterend licht. De engelen zagen niets dan licht. God Zelf zagen ze niet.
Michaël en de brave engelen probeerden om Lucifer en de boze engelen tegen te houden, maar het hielp niet, ze deden toch,
wat ze zelf wilden. Toen God zag, dat de slechte engelen niet naar Michaël wilden luisteren, werd Hij o zo boos. Hij ging ze straffen. Luister eens wat God zei: Ik wil Lucifer en die stoute, slechte engelen niet meer in den hemel hebben. Nóóit mogen ze Mij zien. God ging naar Michaël en de brave engelen toe en zei tot hen: Jaag al die boze engelen weg. En dat gebeurde. Michaël ging voorop en eerst werd Lucifer weggejaagd en toen ook de andere slechte engelen. Maar er gebeurde nog iets héél ergs. Dacht je nu, dat die stoute engelen zo mooi mochten blijven? Nee hoor, ze veranderden allemaal in afschuwelijke duivels. En de duivel is zo lelijk, dat kan moeder je niet eens vertellen. Oei, wat zou mijn kindje schrikken, als er nu eens een duivel de kamer kwam binnengelopen. Je zou vast nog dichter bij moeder kruipen en niet durven kijken. Maar
wees maar niet bang, kindje. Dat gebeurt niet, hoor! Weet je, waar de duivels zijn? In de hel. De duivels moesten toch gestraft worden en daarom maakte God de hel. In de hel is het zo erg, daar is niets dan vuur, overal vuur.... en in dat vuur moeten de duivels branden.
Laatst heeft broer per ongeluk met zijn handje de warme kachel aangeraakt. Weet je nog, hoe je huilde? Hoe erg of het was? En toch was het maar een heel klein plekje, alleen op je handje. In de hel is het helemaal vuur, erg heet.... en daar moeten de duivels altijd helemaal in blijven. Nooit mogen ze lieven Heertje zien.
Ja, dat was een erge grote straf, hè? Lieve Heertje is een goede Vader, maar Hij doet net als vader thuis. Je weet wel, hoeveel vader van zijn kinderen houdt. Maar als er één echt stout is en niet wil doen, wat vader zegt, dan wordt vader boos en dan geeft vader straf. Dan zegt vader ook wel eens: Ga maar weg, zo'n stout kind wil ik niet zien.
| |
| |
Zo ging het ook bij die slechte engelen. Die waren toch wel heel, héél erg stout en daarom moest God ze zo'n erge, grote straf geven. Zorg maar, dat je altijd een héél braaf kindje bent, dan hoeft lieve Heertje nooit boos op je te zijn. Naar brave kindertjes ziet Hij zo graag. Hij houdt zoveel van kindertjes, die mooi bidden, netjes met de oogjes dicht, die lief spelen met broertjes en zusjes, en die altijd dadelijk doen, wat vader en moeder zeggen. Wil jij ook zo'n kindje zijn? Zeg het maar even aan den lieven Heer.
Lieve Heertje, ik wil een braaf kindje van U zijn.
| |
Beloning van de goede Engelen
De brave engelen waren nu alleen overgebleven. Nu ging O.L. Heer die brave engeltjes belonen. Zij waren zo goed gehoorzaam geweest en hadden precies gedaan wat God wilde hebben. God is zo rijk, Hij kan 'n hele grote beloning geven.
Als mijn kindje braaf is, krijgt het van moeder ook wel eens wat voor beloning. Als je 's middags lief met broertje hebt gespeeld, zegt moeder: Komen jullie eens hier, je hebt samen zo lief gespeeld, nu krijg je voor beloning allebei een lekker koekje.
De engelen waren zo goed gehoorzaam geweest aan God en nu zei God tegen de engelen: Voor beloning mogen jullie Me zien, voor altijd mag je bij Mij zijn in den hemel. Dat was nog 'ns een beloning! Nog héél wat anders dan 'n koekje uit moeders trommeltje. God is zo mooi. Als je bij God bent, ben je zo blij en gelukkig, dan is het altijd feest. En nu mochten de engelen dat niet één dag, ook niet tien dagen, nee, voor altijd. Altijd zijn ze nu zo gelukkig en dat zal ook altijd zo blijven. O, wat waren ze blij. Ze mochten nu komen bij den troon van God. Eerbiedig knielden ze neer en ze bedankten den goeden God voor die grote beloning. Maar luister nu eens, kindje, wat moeder nu gaat vertellen. Die mooie hemel is niet enkel voor de engelen. Nee, hoor! Alle mensen, die net als de brave engelen ook alles doen wat God, onze Vader in den hemel, wil hebben, mogen later ook in den hemel komen. Ja, ze mogen dan ook God zien en voor altijd bij Hem zijn. O, hoe heerlijk! Wil je dat wel? Daarom moet je goed naar moeder luisteren, want moeder leert je, wat Vader in den hemel van je wil hebben. God zegt: Ik wil, dat de kindertjes altijd mooi bidden, met de handjes samen en de oogjes toe. Ik wil, dat ze lief spelen thuis met broertjes en zusjes, dan geen ruzie maken en het speelgoed van elkaar afpakken. Ik wil, dat de kindertjes ook altijd doen, wat vader en moeder zeggen. Soms heeft moeder 't heel druk, dan moet ze veel kleertjes wassen of naaien. Kleine zus in de wieg begint dan wel eens te huilen. Moeder heeft dan geen tijd om er dadelijk heen te gaan. En dan zegt moeder wel eens tegen je: Toe, ga eens even naar kleine zus, geef ze den rammelaar en speel wat met haar. Dan moet je dadelijk je speelgoed laten liggen en even lief met zusje spelen.
| |
| |
Vader zegt 's avonds wel eens: Loop eens naar de gang en haal de krant eens uit de bus. Dan moet je dadelijk blij voor vader de krant gaan halen. Want als je zo doet, dan ben je Gods beste kindje en dan mag je later ook in den hemel komen. Dan wordt je net zo blij en gelukkig als die engeltjes. En dat wil je zeker wel, hè? Weet je wat lieve Heer graag hoort? Dat je Hem zegt, dat je een braaf kindje wil zijn.
| |
Mijn Engelbewaarder
Daarboven in den hemel waren zoveel stoeltjes leeg gebleven, toen al die slechte engelen waren verjaagd. Die stoeltjes zijn nu voor de mensen. Want je weet zeker nog wel, wat moeder verteld heeft? Alle mensen, die goed gehoorzaam zijn aan God, die altijd alles doen, wat Hij wil, mogen later bij Hem in den hemel komen. Er staat daarboven in den hemel al een mooi stoeltje voor je klaar. Als je nu maar braaf blijft! Maar nu is er iemand, die dat niet wil hebben. Dat is de duivel! Hij is daar kwaad om en zegt: Wat....! Zal dat kindje in dien mooien hemel komen, dien ik niet kreeg? Zal dat kindje op mijn stoeltje komen?.... Nee, dat mag niet - dat wil ik niet. En weet je, wat die lelijke duivel nu doet? Hij gaat de kindertjes opstoken om stout en ondeugend te zijn. Ja, dat kan de duivel! Wij kunnen hem niet zien, gelukkig maar, hè, maar hij kan toch de kinderen opstoken om stout te zijn. Luister maar!
Er was eens 'n jongetje: Henk. Henk wist wel, dat hij altijd dadelijk moet komen, als moeder roept. Op 'n keer was Henk met zijn treintje aan 't spelen. Dat had hij van St. Nicolaas gekregen, 'n Trein met rails en als je den trein met 't sleuteltje opdraaide, dan ging hij zo vlug over de rails. Maar nu was het tijd om te eten. Moe had al twee keer gezegd: Henk, gauw opruimen. Henk hoorde het best. Maar heel, héél vlug ging het door zijn hoofdje: Moeder is nog aan 't tafeldekken, ga gerust nog maar even door met spelen.
't Stoute duiveltje zat dat op te stoken bij Henk. De duivel probeert dat bij alle kinderen wel eens. Hij wil niet, dat ze mooi bidden, dat ze lief spelen en dat ze dadelijk doen, wat vader en moeder zeggen.
Gelukkig maar, dat er boven in den hemel zo'n goede Vader woont. Lieve Heertje houdt zoveel van de kindertjes. Hij wil ze later allemaal bij Zich in den hemel hebben. Maar Hij weet best, dat de duivel de kindertjes stout wil maken. En luister nu toch eens, wat lieve Heertje doet.... Je weet wel, dat er véél, véél engelen in den hemel zijn. Als er nu 'n nieuw kindje op aarde komt, roept God een engel uit den hemel en zegt: Kom, engel, jij moet voor dit kindje zorgen, je moet er altijd bij blijven en je moet het kindje helpen om braaf te zijn, om later bij Mij in den hemel te komen. Alle kindertjes krijgen zo'n engel. Jij hebt er ook
| |
| |
DE ENGELBEWAARDER
| |
| |
een. Je kunt hem nu niet zien, later in den hemel wel.
Maar hij ziet jou wel. Die engel, die voor je zorgt, is je engelbewaarder. Toen vader en moeder je van lieve Heertje kregen, waren ze toch zo blij. Je werd in 't wiegje gelegd met de mooie gordijntjes. Oom en tante en ook veel kindertjes kwamen allemaal naar je kijken. En weet je, wie er ook naar je keek? Dat was je engelbewaarder. Als alle mensen weg gingen en het donker en stil werd in huis, bleef je engelbewaarder toch nog altijd bij je wiegje. De engelbewaarder zorgt voor zijn kindje. Hij bewaart het voor ongelukken. Kijk eens hier naar dit plaatje. Zie je dat meisje? Ze is aan 't bloemen plukken, mooie rode en blauwe. Die gaat ze zeker bij 't Mariabeeld zetten. Zie eens daar vlak aan den slootkant staan juist zulke mooie. O, als het kindje er maar niet invalt: Maar.... de engelbewaarder houdt het kindje terug, 't Is net, of hij zegt: Pas op, zusje, niet te dicht aan den slootkant. En zie nu eens hier. Dat broertje is met z'n bal aan het spelen. Maar wat
komt daar aan? Broertje gooit juist héél hoog met den bal. Hij ziet de auto niet eens aankomen. Gelukkig, dat hij zo'n goeden engelbewaarder heeft, anders zou hij zeker een ongeluk krijgen. Zo doet de engelbewaarder bij moeders kindje ook. Daarom laat moeder je 's morgens en 's avonds ook altijd je engel groeten. Hij zorgt ook zo goed voor mijn kindje. Zal je daarom nu voortaan héél mooi zeggen:
Maar weet je, waar je engelbewaarder 't meest voor zorgt? Voor je zieltje. Hij moet van lieve Heertje je helpen om braaf te zijn. Hij moet je immers helpen, later in den hemel te komen. Kijk eens hier naar die mooie plaat. Zie je daar héél hoog boven de wolken die open deur en al dat gouden licht. Dat is de hemeldeur. De engelbewaarder wijst er naar en zegt tegen zijn kindje, waar hij voor zorgen moet: Kindje, als je altijd braaf bent, mag je later daar boven komen; in den hemel staat al een stoeltje voor je klaar. Maar de engelbewaarder zegt er nog wat bij. Hoor maar: Zeg, kindje, zul je altijd goed naar me luisteren? Als ik je laat denken, dat je mooi moet bidden, met je oogjes toe, dan moet je dat ook doen. Als ik je laat denken, dat je lief moet spelen met jc broertjes en zusjes en dat je gehoorzaam moet zijn, dan moet je het ook doen. Kindjes, die dat doen, blijven braaf, voor hen is die mooie hemel.
Er was eens 'n meisje, Anny. Die luisterde eens goed naar haar engelbewaarder. Hoor maar eens. Op 'n keertje was ze in den tuin aan 't spelen met haar pop.
| |
| |
De poppewagen had ze ook meegenomen en nog heel wat poppekleertjes. Eerst ging ze haar pop mooi aankleden. Pop kreeg een lief rood jurkje aan, 'n wit strikje in het haar en 'n mooi rood mutsje op. Toen werd pop in den wagen gezet en Anny reed er mee den helen tuin rond. Daar groeiden ook 'n heleboel bloempjes. Ze plukte er wat van en ging nu een kransje maken voor pop haar krullen. Hé, wat was ze toch heerlijk aan het spelen. Maar.... daar riep moeder. Anny moest komen eten. Anny had niets geen zin, ze speelde veel liever nog wat met de pop. Maar de engelbewaarder liet haar denken: Als je dadelijk gaat, dan ben je een lief, gehoorzaam kindje. Dan ziet lieve Heertje graag naar je. En dat wilde Anny zijn, 'n lief kindje van lieven Heer. Vlug ging ze naar binnen en liep naar moe toe om haar handjes te laten wassen. Wat was de engelbewaarder nu blij.
Zeg, kindje, zo doet je engelbewaarder ook bij jou. Hij staat daar naast je, hij ziet je, hij houdt van je, hij wil voor je zorgen. Je engelbewaarder is blij, als hij ziet, dat je een braaf kindje bent. Weet je, wat hij bij zich heeft? Een heel mooi boek. En eiken keer, dat je braaf bent, schrijft je engelbewaarder dat met gouden letters in het boek. Dat laat hij dan 's avonds, als jij je avondgebedje gebeden hebt, aan lieve Heertje zien. Dan zegt hij: Kijk eens, lieve Heertje, wat 'n braaf kindje. Ik heb vandaag weer 'n paar keer met gouden letters in 't boek geschreven. Dan is Vader in den hemel blij en zegt: Ik houd veel van dat kindje. Je weet wel, over 'n poosje, als moeder de lamp aandraait, is het tijd voor je avondgebedje. Als je dat nu heel netjes doet, zal moeder je eens 'n mooi gebedje laten bidden tot je engelbewaarder. Ja, je engelbewaarder is zo blij, als je dat doet.
| |
| |
Heilige Engel aan mijn zij,
Sta Uw kindje altijd bij.
Dat ik in den Hemel komen mag.
|
|