Jesus verschijnt aan Zijn Apostelen
Waar bleven nu toch de Apostelen van Jesus? Wel, zij waren met z'n allen bij elkaar in een grote zaal. Een van de Apostelen, Thomas heette hij, was er niet bij. Niemand wist, waar Thomas was gebleven, wel wisten ze, dat Thomas erg verdrietig was, nu Jesus aan het kruis was gestorven. Och, dat waren alle andere Apostelen ook. Maar nu hadden de brave vrouwen zulke vreemde dingen verteld. Dat ze naar het graf waren geweest en dat er twee schitterende engelen bij het graf zaten, dat het graf leeg was.... en nog het wonderlijkste van alles: dat Jesus Zich Zelf weer levend had gemaakt en dat ze Hem onderweg hadden gezien en ook dat Jesus beloofd had bij hen te zullen komen. O, o, 't was allemaal zoveel en zo vreemd. De Apostelen waren in die grote kamer bij elkaar gekomen, om dat allemaal eens samen te bepraten. De een wist dit te vertellen, de ander dat. Maar luister eens, wat de Apostelen deden, toen ze daar alleen in die kamer waren. Ze deden de ramen goed dicht en alle deuren ook goed op slot. Waarom dan toch? Wel, ze waren zo bang voor de boze mannen, die Jesus aan het kruis hadden doen sterven. O, dachten ze, als ze ons maar niet pakken! Petrus keek nog eens, of alles wel goed dicht en op slot was en zei: Ziezo, nu kan er fijntjes niets en niemand meer binnen komen.
Maar ziet toch eens.. Wat is dat?.. Toen ze een poosje samen druk aan het praten waren, zagen ze ineens een schitterend licht en wie stond daar voor hen? Jesus.. Ja, Jesus.. en de deuren waren op slot. Hoe kon Jesus nu binnen komen? Wel, Jesus was, zonder de deur open te maken, toch in de kamer gekomen. Daarom waren de Apostelen ook erg geschrokken. Ze keken vol angst naar Jesus, want ze begrepen er niets van. Maar Jesus zei hen héél mooi goede dag en toen Hij zag, dat de Apostelen nog bang waren, zei Hij: Waarom zijn jullie bang? Ik ben Jesus, ja, Ik ben het echt. Jesus kwam een stukje naar voren, liet Zijn handen en voeten zien en zei: Zien jullie nu zelf, dat Ik het ben, Ik ben het echt.. Ja, nu moesten de Apostelen het wel geloven. Ze durfden nog niets te zeggen, maar ze keken en keken maar. Ze zagen nu ook, hoe mooi Jesus was, en hoe het om Hem heen straalde van licht. Ze zagen ook, hoe blij Jesus was. Nu was ook al hun verdriet en angst weg. Ha.. Jesus was er weer. Als Hij bij hen was, hoefden ze toch ook niet voor niemand en niets bang te wezen.
Nog een poosje bleef Jesus bij hen, toen zei Hij hen goede dag en zonder dat de deur open ging, was Jesus ineens weer verdwenen. En toen de Apostelen weer alleen waren, durfden ze weer te praten. O, wat hadden ze nu veel te zeggen. Heb je gezien, hoe mooi Jesus was, zei er een. Van al die striemen en schrammen was niets meer te zien. Zeg, zei een ander, zag je Zijn handen en voeten. Hoe mooi schitterden nu die wonden, hè! Net rode parels uit een koningskroon. Maar die ogen van Jesus, riep weer een ander, die vond ik nog het mooist van alles... Zagen jullie, hoe blij Jesus keek?.... Wat een wonder toch, hè! Zo spra-