De heilige Vrouwen bij het Graf
Op die Zondagmorgen liepen een paar heilige vrouwen vlug door de straten van Jeruzalem. Ze keken heel verdrietig. Wisten ze dan nog niet, dat Jesus Zich Zelf had levend gemaakt? O nee, hoor. Want luister eens, wat ze gingen doen. Ze wilden zo graag nog eens Jesus zien liggen in Zijn graf. Daarvoor waren zij die morgen zo vlug en vroeg opgestaan en bij elkaar gekomen. En nu liepen ze daar samen door de straten van Jeruzalem. De mensen, die haar voorbij zagen gaan, dachten: Wat moeten die vrouwen zo vroeg op straat? Waar gaan ze toch zo vlug naar toe? Onderweg zei een van die vrouwen: Zeg, wie zal die zware steen voor ons van het graf afschuiven, dat krijgen wij zelf immers nooit klaar. Ja, dat was nu toch ook wat! Maar de vrouwen liepen toch door en dachten: We zullen wel eens zien, als we eerst maar bij het graf zijn. Ze liepen het poortje van de tuin door en.. wat zagen ze? De steen was er al afgeschoven. Hij stond opzij, vlak naast het graf. En daar zien ze twee engelen in hun schitterend mooi wit kleed, aan elke kant van het graf één. O, o, wat schrokken die brave vrouwen. De engelen zagen het en nu kwam een van die engelen naar voren en zei: Schrikt maar niet, hoor! Ik weet wel, Wie jullie zoeken. Jullie zoeken Jesus, Die aan het kruis gestorven is. Maar Jesus is hier niet meer. Hij heeft Zich Zelf levend gemaakt, precies zoals Hij 't van te voren gezegd heeft. Komt maar wat dichterbij, ziet maar eens in het graf. Kijk, hier is de plaats, waar men Jesus had neergelegd. De vrouwen waren nu niet bang meer. De engel praatte ook zo lief tegen hen. Ze deden, wat de engel zei en keken in het graf. Nu zagen ze het zelf ook: het graf was leeg - Jesus lag er niet meer in. Wat een wonder! wat een wonder! zeiden ze tegen elkaar. Hoor eens, zei de engel: Gaat nu vlug naar Jesus' vrienden en vooral naar de Apostelen en vertelt hun gauw, dat Jesus niet meer dood is, maar dat Hij Zich Zelf levend heeft gemaakt. En gelooft maar, wat ik nu zeg: Jullie zullen
Jesus Zelf ook nog zien: zegt dat ook maar tegen de Apostelen. Natuurlijk, dat zouden de vrouwen doen. Ze waren vlug naar het graf gekomen en nu liepen ze er nog vlugger vandaan. Wat waren ze blij. Wat zouden de Apostelen wel zeggen, als ze dát van haar hoorden... En hoor
toch eens, kindje, Wie ze onderweg tegenkwamen. Jesus! Ja, Hij was het echt. Zo ineens maar stond Hij voor haar. Ze hadden Hem niet van tevoren zien aankomen. De vrouwen knielden eerbiedig neer voor de heilige Jesus en ze keken maar naar Hem. Wat was Jesus mooi. Zijn voorhoofd straalde van licht, de wonden in Zijn handen en voeten blonken nu zo fijn. En die blije ogen van Jesus! Hè, hoe heerlijk, om daarin te mogen kijken! Jesus zei haar zo vriendelijk goede dag, en luister eens, wat Hij er bij zei: Gaat maar vlug naar Mijn vrienden alles vertellen en zegt maar, dat Ik