Jesus wordt aan het Kruis genageld
Eindelijk was Jesus met het kruis gekomen bij de berg van Calvarië. Alle mensen moesten onder aan de berg blijven staan. En Jesus moest nu alleen met Zijn kruis de berg op. Ook Moeder Maria stond tussen de mensen onder aan de berg. Maar Ze wilde toch zo dicht mogelijk bij Jesus zijn, als Hij zoveel pijn ging lijden en daarom was Ze helemaal naar voren gekomen. Naast Haar stond de grote vriend van Jesus: de Apostel Joannes. Toen Jesus boven op de Calvarieberg was gekomen, kwam er een knecht aan. Hij nam het kruis van Jesus af en legde het neer op de grond. In de verte kwam er al een ander aangelopen en wat droeg hij in zijn hand? Een hamer en een paar grote spijkers. Moeder Maria zag de man aankomen. Hij liep vlak langs Haar heen, recht naar Jesus toe. O, toen durfde die lieve Moeder niet meer te kijken. Ze wist zo goed, wat er nu zou gebeuren. En dat erge wilde Ze niet zien. Ook de engeltjes niet... Vol schrik hielden ze de vleugeltjes voor hun gezicht. Jesus... God de Zoon... zou nu vastgespijkerd worden aan dat grote kruis! Maar zie nu toch eens, wat Jesus doet.... Kijk, Hij loopt naar voren. Hij loopt precies naar de plaats, waar het kruis op de grond ligt. Weet Jesus dan niet, wat die boze mensen nu zullen doen? O, ja zeker, Jesus is toch God de Zoon, Hij weet alles! Maar waarom loopt
Hij dan recht naar dat kruis toe, recht naar de man met de hamer en de spijkers? Luister, kindje, als je heel, heel stil bent, kun je precies horen, wat die lieve Jesus nu zachtjes zegt. Als Hij vlak bij het kruis staat, kijkt Hij even recht omhoog. Hij praat zachtjes tegen God de Vader daarboven in de hemel: Ik weet, dat Ik nu veel pijn zal krijgen, maar Ik wil dat, omdat Ik zoveel van U houd en van de mensen. Nu kan Ik de gouden hemeldeur open maken en kunnen alle mensen weer in de hemel bij U komen. En wat deed die lieve Jesus toen? Wel, Hij ging languit op het kruis liggen, om Zich daarop vast te laten spijkeren. En nu kwamen ook de knechten aan, de één met de spijkers, de ander met de hamer. En wat er toen toch met die lieve Jesus gebeurde, durft moeder je haast niet te vertellen.. Die grote spijkers werden midden in Jesus' handen gezet. Hoor, daar klonk de hamer al. Op.. neer, op.. neer.... Jesus rilde van de pijn.. en Moeder Maria beefde, toen Ze die hamer over de berg hoorde klinken.
Eén hand zat vast, nu de ander. Weer klonk het getik van de hamer, zachtjes kreunde Jesus. O, 't deed toch ook zo'n pijn.... Nu Jesus' voeten. De hamer ging weer op en neer en na een poosje lag Jesus daar vastgespijkerd aan het kruis. 't Bloed liep uit Jesus' handen en voeten en druppelde neer op de Calvarieberg.... Nu hadden de boze mannen hun zin. Dat wilden ze. Bij Pilatus hadden ze hard geschreeuwd en geroepen: Hij moet sterven, sterven aan het kruis.