Ja, dat doe ik. Vlug nam ze een mooie doek. Maar wat nu? Hoe kon ze nu vlak bij Jesus komen? Zou ze het eerst even aan die boze mannen vragen? Kun je begrijpen, ze zouden haar immers nooit doorlaten! Maar Veronica hield veel van Jesus en ze dacht: Ik zal wel zorgen, dat ik toch bij Hem kom. Wat deed ze nu? Heel vlug kroop ze nu tussen de open plaatsjes door. Ze was er bijna, maar boem... iemand gaf haar een stomp. 't Deed wel pijn, maar daar gaf ze niet om. Als ze Jesus nu maar even dat pleziertje kon doen. En jawel, hoor. Eindelijk, ze was er. Voordat die boze mannen er eigenlijk erg in hadden, lag Veronica al geknield vlak voor Jesus. Haar mooie, zijden doek hield ze wijd open. Alle mensen keken... Wat moest die vrouw daar? Sommigen lachten haar uit. Maar Veronica gaf daar niets om. Nu was ze bij Jesus. Met haar doek veegde ze toen heel voorzichtig om Jesus geen pijn te doen, het vuil en het zweet en de bloeddruppels van Zijn gezicht. Heel even keek Jesus toen Veronica aan en 't was net, of Jesus toen tegen haar zei: Veronica, Ik ben zo blij, dat je Me dat pleziertje hebt gedaan.
Maar lang kon Veronica daar niet blijven knielen. Die boze mensen om Jesus heen keken nu nòg bozer. Hoe durfde die vrouw dat zo maar te doen? Eén pakte haar bij de arm en trok haar boos weg. 'n Ander stompte haar op zij. Maar al deed het ook pijn, Veronica was toch blij. Ze wist nu, dat ze die lieve Jesus een plezier had gedaan. Dat had ze veel te goed gezien aan de ogen van Jesus, die haar zo goed en lief aankeken, toen ze voor Hem knielde. Maar Jesus liet het Veronica nog ergens anders ook door zien, hoe blij Hij was, dat ze zo lief voor Hem was geweest. Want hoor nu toch eens, kindje, wat er verder gebeurde. Veronica was, toen ze dat gedaan had, vlug naar haar huis gelopen. Toen ze in de kamer was, vouwde ze de doek, waarmee ze Jesus' gezicht had afgeveegd, open. En... wat ziet ze nu? Daar in de doek staat het heilig gezicht van Jesus. Precies zoals Veronica het had gezien, met de doornenkroon om het hoofd. O, wat een wonder. En Jesus, de God de Zoon, had dat wonder gedaan om Veronica te belonen, om haar te laten zien, dat Hij zo blij was geweest. Veronica bewaarde die doek goed. Iedereen, die maar wilde, mocht hem zien.
't Was ook heel lief van Veronica, hè! Jij denkt zeker: Hè, was ik er ook maar geweest, dan zou Ik Jesus ook dat pleziertje gedaan hebben net als Veronica. Maar, hoor eens, kindje, jij kunt vandaag net doen als Veronica.
Ook héél lief zijn. Dat maakt Jesus zo blij. Hij geeft alle kindertjes, die lief zijn voor elkaar, ook een mooie beloning: een héél hoog plaatsje in de hemel. Als jij vandaag heel lief speelt met broertje en zus, dan zegt Jesus vanavond, als je naar je bedje gaat, tegen je engeltje: Engeltje, kom eens hier, dat kindje daar heeft zo lief gespeeld. Ik houd zo van kindertjes, die lief voor elkaar zijn. Voor beloning moet je het mooie stoeltje van dat kindje in de hemel nog wat hoger zetten, nog wat dichter bij Mijn gouden troon, want dat kindje is zo lief net als Veronica.