Hij heeft zo'n verdriet.. Maar luister.. Daar begint Jesus hardop te bidden.... Hij bidt tot God de Vader in de hemel: Vader, o, Ik ben zo bang voor al die pijn, van dat grote kruis. Maar Jesus wilde het toch, want Hij zei: Ik wil het, Vader, want zo kan Ik de gouden hemeldeur open maken.
O, nu wisten de engeltjes, waarom Jesus zo bleek en bang was. Wat houdt Hij toch veel van de mensen, zei een engel zacht.
En hoorde God de Vader dat mooie bidden van Jesus ook? O ja, want wat deed Hij? Hij stuurde een van de engelen naar Jesus toe. O, wat was die engel blij. Heel vlug vloog hij voorbij al die kleine pinkelende sterretjes naar de
tuin, waar Jesus knielde, zo alleen en zo verdrietig. De engel begon heel stilkens met Jesus te praten. Hij zei: Lieve Jesus, het is wel erg al die pijn en dat U moet sterven aan het kruis. Maar, Jesus, wat zal God, die goede Vader, blij zijn, als U dat doet, want dan kunnen de mensen weer Zijn kinderen worden en dan kunnen ze later allemaal in de hemel komen. En wat zullen al die arme mensen blij zijn. Er staan er al zoveel voor de gouden hemeldeur te wachten. Dat weet U ook wel.
Jesus was blij, dat die lieve engel zo tegen Hem praatte. Jesus was nu niet bang meer. Hij had nu gebeden, nu wilde Hij alles, alles lijden voor ons.
De engel vloog weer stil terug naar de schone hemel en vertelde aan de andere engeltjes, dat Jezus nu niets bang meer was en dat de boze mensen nu gerust mochten komen.
En die kwamen ook.
Heel stil liepen ze door de straten van Jeruzalem, de stokken en touwen hielden ze onder hun wijde mantels. Ze kwamen bij de poort. 't Was al erg donker. Hun lantaarn hielden ze voor zich uit. Jesus had ze wel zien aankomen. Maar bang was Hij nu niet meer. Hij ging naar Zijn Apostelen toe. En wat zag Hij? Ze lagen alle drie te slapen daar tegen de boom. Ze waren ook zo moe.. Jesus maakte ze vlug wakker en zei: Zie, daar komen de mannen al aan, die Me willen pakken.... O, wat schrokken de Apostelen....
Maar wat nu? Jezus liep recht naar die boze mannen toe en zei: Wie zoeken jullie? Jesus van Nazareth, zeiden ze. Jesus ging nu vlak voor hen staan en zei: Dat ben Ik. Laten ze nu maar doen, wat ze willen, dacht Jesus. Ik wil pijn hebben, zo kan Ik de gouden hemeldeur voor de mensen open maken.
De boze mannen namen nu de touwen en bonden heel stijf daarmee Jesus' handen vast. Toen de Apostelen dat zagen, werden ze zo bang, en.. alle drie liepen ze zo vlug ze konden het poortje uit en gingen er van door. Daar stond Jesus, die lieve Jesus nu, de