De dokter kwam, hij gaf poeiers, pillen en drankjes, maar het meisje werd niet beter, o nee, ze werd steeds zieker. Jaïrus was rijk, hij liet de knapste dokter komen, maar het hielp niets. De dokter stond lang bij het zieke meisje en luister eens, kindje, wat hij zachtjes tegen Jaïrus zei: Ik kan uw kind niet beter maken. Daar is niets aan te doen, ze zal wel gauw sterven. O, die arme Jaïrus.... Hij hield zoveel van zijn kind en nu zou ze misschien sterven.... Hoe erg toch!
Wat moest hij toch doen? Nog 'n dokter er bij halen? Welnee, geen dokter immers kon haar beter maken, geen poeiers en drankjes konden haar helpen. Zo zat de arme Jaïrus te denken. Stil liep hij in de gang van zijn huis op en neer. Ineens hoort hij buiten op straat veel lawaai. Wat is daar te doen, denkt hij. Meteen komt er een bediende naar hem toe en zegt: Jaïrus, Jesus van Nazareth komt vandaag in onze stad. Wat..? Jesus van Nazareth? Jesus, die zulke grote wonderen kan doen? Meteen kijkt Jaïrus héél blij. Hij weet wat .. ja, dat zal hij doen.... Hij denkt bij zich zelf: Jesus kan zoveel, Hij zal ook wel mijn zieke kind beter kunnen maken. En nu loopt hij vlug de straat op; 't is nog 'n heel stuk lopen, maar wat geeft dat. Als zijn zieke meisje maar beter wordt! Eindelijk staat hij vlak bij Jesus. Héél mooi knielt hij neer voor die heilige Jesus en zegt: Jesus, mijn kind is zo ziek, ze zal wel gauw sterven, maar kom, kom met me mee, dan zal ze weer beter worden. De goede Jesus zag wel, hoe verdrietig Jaïrus was, omdat zijn meisje zo ziek was. Jesus is zo goed. Luister eens, wat Hij deed. Hij ging dadelijk met Jaïrus mee. Onderweg kwamen er nog veel mensen naar Jesus toe. Van alle kanten kwamen ze aanlopen. Iedereen wilde Jesus zien en horen. Ze konden niet zo vlug doorstappen. Ze hadden zo een poosje gelopen, toen er een bediende van Jaïrus naar hem toe kwam. Iedereen keek. Wat zou die te vertellen hebben? Jaïrus luisterde en hoor nu toch eens, kindje, wat die bediende zei: Jaïrus, uw kindje is daar juist gestorven. Ze leeft niet meer, ze is dood.... Iedereen keek naar Jaïrus.... Sommige mensen zeiden zachtjes: Laat Jesus nu maar hier blijven, het meisje is nu immers toch dood. Jesus kan er nu niets meer aan doen, 't is te laat. Jesus hoorde dat wel. Hij liep naar Jaïrus toe en zei: Wees maar niet bang, hoor. Geloof maar, dat Ik alles kan, wat Ik wil. Vlug liepen
ze nu door en kwamen bij het grote huis van Jaïrus. Veel mensen waren daar. Ze hadden gehoord, dat het meisje dood was en kwamen haar nu nog eenmaal zien. Je hoorde ze op straat schreien. Toen Jesus wilde binnengaan, stuurde Hij eerst allen weg, niemand mocht met Hem mee dan Jaïrus en drie van Zijn Apostelen.
Ze kwamen de kamer binnen, waar het dode meisje lag. Om het doodsbed heen waren veel mensen, die luid schreiden. Ook de arme moeder zat daar in de kamer en schreide grote tranen. Jesus kreeg nog meer medelijden, toen Hij die arme schreiende moeder zag. Hij ging eerst naar al die mensen toe en zei, dat ze uit de kamer moesten gaan. Alleen Jaïrus, de moeder en de drie Apostelen mochten blijven. Sommige van die mensen dachten: 't Is nu toch al te laat, het meisje is immers dood. Maar luister nu eens, kindje, wat er gebeurde....
Jesus ging naar het bed, waar het dode meisje lag, wit en koud.... Hij nam het meisje bij de hand en zei luid: Kom, meisje, sta op..... En zie nu eens.... haar ogen gaan open ..... op haar wangen komt weer 'n mooie rode kleur, het meisje leeft weer, ze staat op en loopt....