achter in het bootje in slaap gevallen.... Stillekens bleven de Apostelen roeien, ze waren bijna half weg. Maar .... o wee, wat is dat? Daar begint me zo maar ineens de wind te blazen over het water. Zeilen inhalen, zeilen inhalen, vlug wat, riep Petrus. Al de Apostelen, die in 't bootje waren, schrokken. Ze grepen zo gauw ze maar konden de touwen vast. Maar de wind gierde nu over het water. Hoge golven kwamen aan met 'n witte schuimrand er boven. De Apostelen waren al zo dikwijls op het water geweest en waren niet gauw bang. Maar zo'n verschrikkelijke storm, nee, dat hadden ze nog nooit beleefd. Het scheepje ging maar op en neer, hoog en laag. 't Schuim spatte aan alle kanten, 't Was nu pikdonker op het water, de lucht was vol zwarte en grauwe wolken. Door de storm heen hoorde je nu ook het rollen en brommen van de donder. Soms stond heel het bootje in het licht van de bliksem. En wat zagen de Apostelen? Jesus sliep nog steeds heel rustig daar achter in het bootje. De Apostelen werden angstig en dachten: Was Jesus nu maar wakker.... Opeens ... krak ... krak ... ging het! Wat was dat? De mast, waar het zeil aan vast zat, knapte af. Het zeil sloeg aan flarden en meteen komt er 'n grote golf water in 't scheepje. Nu worden de Apostelen zo bang. Vol angst lopen ze naar Jesus, maken Hem wakker en roepen: O Jesus, red ons toch, want we verdrinken allemaal. Jesus keek Zijn Apostelen eens even aan en zei: Waarom zijn jullie bang? Ik ben toch bij jullie. Nu ging Jesus rechtop in het bootje staan. Hij strekte Zijn arm uit over het schuimende, spattende water, keek naar de zwarte, donkere lucht, waar de storm doorheen gierde en zei toen: Zwijg ... wees stil ... En wat gebeurde? Meteen, toen Jesus die woorden zei, was het stil, de storm was voorbij, het water was kalm. Van de schuimende, spattende golven was niets meer te zien. Heel langzaam gleed het bootje weer over het water. De Apostelen bleven een poosje doodstil ... nee maar, wat 'n wonder!.. Toen keken ze
naar Jesus, Die nog altijd rechtop in het bootje stond. Jesus keek hen nu ook aan en zei nog eens: Waarom waren jullie nu zo bang? Weten jullie dan niet, wie Ik ben....?
O, de Apostelen hadden nu heel goed gezien, wie Jesus was. Zachtjes fluisterden ze tegen elkaar: Wat is Jesus groot. Wat kan Hij veel. De wind en de zee doen precies, wat Hij zegt, ze gehoorzamen aan Hem. Aan dat grote wonder zagen ze nu, dat Jesus God was. Veel mensen, die dat wonder ook gezien hadden, geloofden nu ook, dat Jesus God was. En ze zeiden dat tegen Jesus. Jesus was daar blij om. Hij hoort zo graag, dat we Hem dit zeggen.
Weet je, wat moeder daarom vaak zegt, als ze aan 't bidden is? Dan zeg ik aan Jesus: