gon dan zachtjes en lief tegen haar kleine Jesus te praten. Dan werd Jezuke weer stil.... Ze kuste Zijn traantjes weg en dan ging de reis weer verder.
Die goede St. Jozef werd zo moe van het lopen, maar hij zei er niets van tegen Maria. Altijd keek hij blij en als hij onderweg iets zag om te eten, bracht hij het gauw naar Maria.
Na héél veel dagen reizen, kwamen ze in Egypte. Wat 'n vreemd land en wat 'n vreemde mensen.... Maria en Jozef konden die mensen niet eens verstaan, ze praatten heel anders. En die vreemde mensen keken Maria en Jozef en ook het Kindje Jesus eens aan en zeiden tegen elkaar: Wat een arme mensen! Wat zien ze er moe uit! Ze hebben zeker 'n hele lange reis gemaakt en nog wel met zo'n klein Kindje er bij..... Maar in dat verre land stond geen huisje voor hen klaar. St. Jozef maakte er zelf een 'n Héél klein, arm huisje; Maria en Jozef waren immers maar arm.
St. Jozef ging weer timmeren, de gehele dag hoorde je je nu ook: klop .... klop .... klopperdeklop.... 't Was niet prettig in dat vreemde land bij al die vreemde mensen. Maria dacht vaak aan haar kleine witte huisje te Nazareth. Maar toch waren Maria en Jozef altijd blij. Nooit mopperden ze, o nee, hoor! Weet je, waarom ze toch altijd zo blij waren? Wel, omdat Jezuke bij hen was. Als ze naar Hem keken, dan vonden ze het niet zo erg meer, dat ze in 'n vreemd land waren en dat ze het zo arm hadden. Ze hielden zoveel van die kleine Jesus, want ze wisten het toch zo goed: Onze kleine Jesus is God, de Zoon.
Omdat Hij zoveel van de mensen houdt, is Hij van uit de hemel hier op aarde gekomen. Daarom wil Jesus zo arm zijn. Dank U, lief Jezuke, zeiden ze dan zachtjes. Zeg jij dat ook eens aan Jezuke. Hij hoort zo graag, dat we dat tegen Hem zeggen. Dat maakt de kleine Jesus heel blij. En ik weet wel, dat mijn kindje Jezuke graag blij maakt, is 't niet?
Dat U 'n arm Kindje wou zijn.
Zouden Maria en Jozef nu altijd in dat vreemde land moeten blijven wonen? O nee, luister eens wat er gebeurde.
Op 'n nacht, toen alle mensen sliepen en het héél stil was op de aarde, ook in het arme huisje, waar Maria en Jozef en de kleine Jezus sliepen, kwam er nog eens een engel naar St. Jozef. Nu keek de engel niet droevig, dat zag St. Jozef dadelijk. En hoor eens goed, wat de engel tegen St. Jozef zei: Jozef, de lieve Heer heeft me weer naar u gestuurd, de boze koning Herodes is dood, hij kan 't Kindje Jesus nu niets meer doen, ga maar weer gerust naar uw eigen land terug.
St. Jozef was blij, toen de engel hem dat kwam zeggen. Natuurlijk vertelde hij het gauw aan Maria. De volgende dag gingen ze samen alles voor de reis klaarmaken. Het ezeltje kreeg eerst nog een flinke bak haver en Jozef zei: Ziezo,