Moeders mooiste uurtje
(ca. 1947)–G.P.J. van der Burg– Auteursrecht onbekend
[pagina 62]
| |
Koning Herodes wil het kindje Jesus dodenNiet zo heel ver van Bethlehem af lag een grote stad en in die stad stond 'n prachtig groot huis, o zo'n deftig huis. Een paleis noemden de mensen het. Want weet je, wie er in dat deftige huis woonde? Een koning. Koning Herodes. Maar het was een heel andere koning dan die drie brave koningen, die uit verre landen waren gekomen om het Kindje Jesus te groeten en mooie cadeautjes te geven. Koning Herodes was niet braaf. O nee! Hij hield niet van de lieve Heer en ook niet van Jezuke. Jezuke is God de Zoon. Nu had koning Herodes gehoord, dat het Kindje Jesus op de aarde was gekomen. Maar hij wist niet, waar het Kindje woonde. Koning Herodes dacht: Ik wil weten, waar het Kindje woont, ik moet het weten.
In het paleis van die koning waren veel wijze en geleerde mannen, dat zijn mannen, die o zo knap zijn en heel veel weten. Vader is ook heel knap, hè, want die weet ook heel veel. Maar de mannen, die bij de koning in huis woonden, waren nog veel knapper, o die wisten zo veel! Ze moesten bij de koning komen en koning Herodes zei: Ik weet, dat er 'n heel voornaam Kindje op de aarde is gekomen, maar ik weet niet, waar Het woont. Gaan jullie dat maar eens uitzoeken en als je het weet, moet je het me dadelijk komen zeggen. Die wijze en geleerde mannen hadden het gauw gevonden. Dadelijk gingen ze naar koning Herodes en zeiden: Herodes, we weten, waar het voorname Kindje woont. In Bethlehem, daar kunt u Het vinden. Die wijze mannen dachten: De koning wil zeker naar het Kindje toe gaan om Het te groeten. Maar, o nee, hoor. Daarom was het niet. De koning zei niets terug, maar weet je wat hij dacht..? O kindje, zo iets ergs, zo iets lelijks .... moeder durft het bijna niet hardop te zeggen. Koning Herodes dacht: Ik ga het Kindje doodmaken.... Daarom moesten die geleerde mannen hem zeggen, waar Jezuke woonde. Koning Herodes zei het nog wel aan niemand, maar Eén was er, Die er alles van wist. Lieve Heer, die goede Vader in dehemel, wist het ook. Voor God kun je immers geen geheimpje hebben. Hij weet immers toch altijd alles. Gelukkig maar! Want luister eens, kindje. Lieve Heer keek 'ns naar het stalletje en zag daar het heilige Kindje Jesus. Nee, dacht de lieve Heer, het Kindje Jesus mag niet dood. Ik zal wel zorgen, dat die slechte koning Herodes Jezuke niet vinden kan. En wat deed God nu.. Luister.. 't Was nacht. Op de aarde was het nu donker, alleen aan de donkere lucht stonden de gouden sterretjes en ook de maan kwam van achter de zwarte wolken gluren. | |
[pagina 63]
| |
't Was nu héél stil op de wereld! De mensen sliepen.... Ook in het stalletje van Bethlehem was het stil. Maria en Jozef sliepen en ook Jezuke in Zijn kribbetje. Maar de goede Vader daarboven in de hemel waakte over hen. Om Zijn troon stonden veel heilige engelen diep gebogen. Lieve Heertje wenkte naar één van die engeltjes en dadelijk kwam het dichterbij. Alle engelen luisterden. Wat zou het engeltje mogen doen? 't Werd nu in de hemel ook héél stil, want God zei wat tegen het engeltje.... Engel, vlieg jij eens vlug naar de aarde, naar het stalletje in Bethlehem.... Maak St. Jozef wakker en zeg, dat hij dadelijk met Moeder Maria en het Kindje Jesus moet vluchten naar een héél ver land, naar Egypte, want koning Herodes wil het Kindje Jesus dood maken. O .... wat schrokken al die engeltjes, toen ze dat hoorden! Zo'n slechte koning Herodes toch!
Het engeltje boog héél diep voor Gods troon en vloog zo vlug het kon naar de donkere aarde.... De gouden sterretjes schitterden nu nog meer, ze wilden zeker het engeltje wat bijlichten. Heel stil vloog de engel het stalletje binnen, recht naar St. Jozef. St. Jozef schrok wakker van het gouden licht. Hij zag, dat de engel zo droevig keek. Wat zou hij me toch te vertellen hebben, dacht hij. En nu begon de engel te praten. Jozef zei hij, ik kom vanuit de hoge hemel. Ik kom met een boodschap van de lieve Heer. U moet dadelijk met Maria en het Kindje Jesus op reis gaan naar een ver land .... naar Egypte .... want koning Herodes wil Jezuke dood maken.... Meteen was het gouden licht uit het stalletje verdwenen, de engel was weer teruggevlogen naar de hemel. Die goede St. Jozef liep nu dadelijk naar Maria en vertelde haar alles. O, wat schrok Maria....! Wat wilde koning Herodes? Haar liefste Jezuke doden..? Ze keek eens naar het kribje.. O, hoe lief lag Jezuke daar te slapen.. Maria kreeg de tranen in de ogen, toen Ze daaraan dacht.. Maar nu kon ze niet langer denken. Weg moesten Ze, vluchten .. ver weg. Waar naar toe? Naar Egypte .. zo wilde de lieve Heer het..
St. Jozef liep naar achter in de stal. Hij maakte het ezeltje los. Maria keek eens rond... De reis was zo lang en er was zo weinig in het stalletje om mee te nemen onderweg. St. Jozef zag het ook. Hij keek Maria eens aan, net alsof hij zeggen wilde: Is dat alles? Hoe zullen wij onderweg te eten hebben? Luister nu toch eens, kindje, wat die lieve Moeder Maria zei: Och, beste Jozef, God, die goede Vader in de hemel, zal wel voor ons zorgen. Nu liep Maria vlug naar het kribbetje. Ze nam het slapende Kindje in haar armen. Maar Jezuke begon te schreien.. 't Was zo koud midden in de nacht, Jezuke sliep zo heerlijk.. Moeder Maria sloeg haar mantel om Jezuke heen en hield haar Kindje dicht tegen zich aan. Ze gaf Hem 'n kusje en zei heel lief: Arm Kindje, je bent nog zo klein en nu wil die boze koning Herodes je al dood maken.. Zoet maar, Kindje, schrei maar niet, je bent bij je Moederke en bij Moederke zal je niets gebeuren.. Toen werd Jezuke weer stil en schreide niet meer.
St. Jozef nam het ezeltje bij de teugel. Moeder Maria ging er op zitten, met | |
[pagina 64]
| |
haar lieve Kindje dicht tegen zich aan, haar mantel er om heen, om Het te warmen en zo begonnen ze de lange reis naar dat verre, vreemde land.
Arm Jezuke toch, hè kindje? En wat erg voor de goede Sint Jozef en die lieve Moeder Maria. Gelukkig, dat Sint Jozef dadelijk met Moeder Maria en het Kindje Jesus op reis was gegaan. Want luister nu toch eens, wat die boze koning Herodes deed. 'n Koning heeft altijd soldaten. Jij hebt ook wel eens soldaten gezien, hè? Toen we laatst aan 't wandelen waren, kwamen we nog een hele rij soldaten tegen. Ze hebben een soldatenpak aan, en een sabel en een geweer bij zich. Koning Herodes liet zijn soldaten roepen. Zij moesten bij hem komen. Toen ze om hem heen stonden, zei koning Herodes: Luistert goed, wat jullie moeten doen. Jullie moeten dadelijk naar Bethlehem gaan en daar moet je alle kleine jongetjes dood maken. Horen jullie het goed, wat ik zeg? Alle kleine jongetjes. Jullie moeten naar alle huizen toe gaan, geen enkel huis mag je voorbij gaan. Koning Herodes wist niet precies, waar het Kindje Jesus woonde en nu dacht hij zo: Ik laat mijn soldaten naar alle huizen van Bethlehem gaan, dan komen ze ook wel in het huis, waar dat voorname Kindje woont. Ik laat mijn soldaten alle kleine jongetjes dood maken, dan is dat konings-Kindje er ook zeker bij. Daarom zei die lelijke koning dat tegen zijn soldaten.
Gelukkig maar, dat St. Jozef dadelijk op reis was gegaan. Na 'n poosje kwamen de soldaten in Bethlehem. O, hoe erg. Ze kwamen in alle huizen en als ze daar 'n lief klein jongetje zagen, pakten ze het beet en maakten het dood. O, wat huilden de moeders. Ze vroegen aan de soldaten: O, maak ons kindje toch niet dood. Ze riepen het zo hard ze konden, maar het hielp niet. Arme moeders toch, hè. Verbeeld je eens, dat er zo maar 'n soldaat de kamer zou binnenlopen, kleine broer uit de wieg of de box zou nemen en hem dood maken. O, wat zou moeder dat toch erg vinden. Moeder zou ook gaan huilen. En jij? Hou jij veel van broertje? Zo ging het nu in Bethlehem, toen al die soldaten daar kwamen. Arme moeders en arme kindertjes, hè.
Maar weet je, wat lieve Heertje gedaan heeft met al die kindertjes? Hij heeft ze 'n heel mooi plaatsje in de hemel gegeven, héél dicht bij Zijn schone troon. Die kindertjes zijn nu zo blij. Ze vinden het zo fijn, daarboven in de hemel bij lieve Heertje en de engeltjes. De soldaten deden precies, wat koning Herodes gezegd had, geen enkel huisje sloegen ze over en toch was het Kindje Jesus er niet bij. Die leefde nog, Die was nu op reis naar het verre, vreemde land.
Jij houdt wèl veel van Jezuke, hè? Zeg, kindje, ga jij vandaag nog eens het Kindje Jesus héél blij maken. Dan gaan Zijn traantjes weg. Dan gaat het Kindje weer lachen en dan zijn Maria en Jozef ook blij. En je weet nu ook al, hoe je Jezuke's traantjes kunt drogen.Ga naar voetnoot* | |
[pagina 65]
| |
Vanavond als je je avondgebedje bidt, vliegt je engel vlug naar boven, naar de mooie hemel. Hij neemt dan zo'n bloempje mee, dat daar groeide in je hartje en zegt: Kijk eens, Jezuke, dat bloempje is van mijn kindje op aarde. Het is voor U, dan is Jesus zo blij. Hij laat dat bloempje natuurlijk aan Maria zien en dan zegt Maria: O, o Jezuke, wat houdt dat kindje toch veel van U, het is toch een lief, braaf kindje. Maria, help me een bloempje te geven aan Jezuke.
Kindje Jesus klein
Ik wil een lief, braaf kindje zijn.
|
|