Heer. We zien het aan zijn ziel. En lag Adam daar nu nóg stil? O nee. Toen God hem die mooie ziel gaf, gingen zijn ogen open, hij kon zien, horen, lopen, praten. Hij hoorde de vogeltjes fluiten, en zag alles, wat de lieve Heer had gemaakt. Hij zag z'n lichaam, maar hij wist wel: daar van binnen heb ik nog iets veel, véél mooiers en dat is mijn ziel. Ik zie ze wel niet, maar ik weet het toch, nu ben ik 'n kind van God. Adam was nog heel alleen op de grote wereld. Maar God, die beste Vader in de hemel, dacht: Nee, Adam moet niet zo alleen zijn. Ik ga er nog 'n mens bij maken, precies zoals Adam. Nu geen man, maar 'n vrouw. Ik wil, dat er kindertjes op de wereld komen, en de kindertjes moeten toch 'n Vader èn 'n Moeder hebben? De eerste vader is er al, nu ga Ik de eerste moeder maken. Lieve Heertje zei er niets van tegen Adam, Hij wilde hem verrassen. Wat deed Hij nu? Luister! Op een dag, toen Adam lag te slapen onder een grote boom in het gras, kwam God stil naar de aarde. Zonder dat Adam er iets van merkte, maakte God nu 'n vrouw, de eerste moeder. Eva heette ze. Net als Adam kreeg Eva ook 'n lichaam, en daar binnenin 'n ziel. Eva leek ook op God en was ook Zijn kind, dat kwam door die mooie ziel. Toen Adam wakker werd, zag hij Eva. Wat was hij blij. Daar stonden nu de twee eerste mensen.
Ze hadden van God 'n lichaam gekregen, maar daar van binnen nog iets veel, veel mooiers en dat was hun ziel. Nu waren ze kinderen van God. God was hun beste Vader, Hij was zo goed voor hen. Luister maar eens. Lieve Heertje ging Zelf 't fijnste plekje van de aarde uitzoeken, waar ze mochten wonen. 't Was 'n hele mooie, grote tuin. Het paradijs. Nee maar, Adam en Eva konden niet uitgekeken komen. Het paradijs was toch ook zo mooi. Er stonden hoge bomen en overal in het rond bloeiden de fijnste bloemen: viooltjes, tulpen en rozen, die zo heerlijk ruiken. Ze zagen vogels met mooie gekleurde vleugeltjes, roodborstjes en nog veel meer. En die zongen hun mooiste liedjes. Maar er was nóg meer! Er stonden hoge bomen vol appels en peren en pruimen, en ook bomen met heerlijke rode kersen er aan. Die goede Vader in de hemel had zó goed gezorgd.
Adam en Eva hadden genoeg om te eten: er groeide van alles in het paradijs. Adam hoefde er niet hard voor te werken. Adam en Eva waren zo blij. Wat was lieve Heertje toch goed voor hen. Ze knielden neer in het paradijs en zeiden: Dank U wel, lieve Heertje, voor alles, wat we van U kregen. Maar 't meest van alles bedankten ze lieve Heertje voor hun ziel; die was toch wel het mooist van alles. Adam en Eva waren nu Gods kinderen en kinderen moeten gehoorzaam zijn aan vader. Wat vader zegt, moet je doen, dat weet je wel, hè? Lieve Heertje doet net als vader thuis. Weet je nog wel, als mijn kindje erg lief en braaf is, neemt vader wel eens wat mee. 'n Mooie bal of 'n pop. Dan zegt vader: Je bent zo lief en gehoorzaam geweest, nu krijg je deze bal voor beloning. Kijk, zo deed God nu ook bij Adam en Eva. Hij zei: Jullie moeten alles doen, wat Ik wil, goed gehoorzaam zijn en.... dan krijgen jullie een grote beloning. Dan mogen jullie bij Mij komen in die mooie hemel, het huis van de engelen en daar voor altijd bij Mij zijn. Dat was nog 'ns 'n beloning, hè!
Maar die mooie beloning was niet alleen voor Adam en Eva. Er zouden nog zoveel mensen op de aarde komen. Als Adam en Eva nu goed gehoorzaam waren,