Adam en Eva zijn ongehoorzaam
Op 'n keer wandelden Adam en Eva in het paradijs. Lieve Heertje kwam naar hen toe en zei: Kom eens mee. Voor een grote appelboom bleef onze lieve Heer staan. Hij wees er naar en zei toen: Van alle bomen, die in het paradijs staan, mag je eten, zoveel als je wilt, maar van deze ene boom niet. Pas op, als je het toch doet, dan ben je ongehoorzaam. Dan zijn jullie niet meer Mijn kinderen en ..... gaat de hemeldeur op slot. Geen mens kan er dan nog in komen. Adam en Eva hadden goed geluisterd. Ze wilden brave kinderen van God zijn, Hij was toch zo'n beste Vader.
Maar.... weet je, wie ook alles gehoord had? De duivel. Hij had stilletjes alles af zitten luisteren. Hij wist, dat de hemeldeur nu nog wijd open stond, maar hij wist nu ook, dat die hemeldeur dicht zou vallen, als Adam en Eva van die appelboom zouden eten, en dan kon er geen mens meer in komen. En.... dat wilde de duivel juist. Wat deed hij nu? In het paradijs was 'n grote slang. De duivel kroop nu in die slang. Dat kan hij! en zó ging hij in die boom zitten, waarvan Adam en Eva niet mochten eten. Wacht maar, dacht hij, ik zal wel zorgen, dat ze tóch van die appelboom eten.
'n Poosje later kwam Eva voorbij lopen. Ze liep te kijken naar de mooie bloempjes,
die er overal groeiden. Ineens riep iemand: Eva, Eva.... Ze keek eens rond, Adam was het niet, dat hoorde ze wel. Adam was ook niet bij haar. Ze wou juist weer verder lopen en weer riep iemand, en nu 'n beetje harder: Eva, Eva.... Eva keek naar de boom en o, wat zag ze nu? Een slang in de boom en.... die praatte tegen haar. Weet je, wat de duivel nu vroeg? Zeg, Eva, waarom neem je geen appel van deze boom? Eva zei: Dat mogen we niet van Lieve Heer. Dan krijgen we straf. En hoor nu eens, wat die lelijke duivel toen zei...