Schepping van de mens
Wat had lieve Heer de aarde toch mooi gemaakt. Heel hoog aan de mooie, blauwe lucht stond de grote zon, en maakte alles licht en blij op de aarde. De bloemen met hun mooiste kleuren kwamen overal tussen het gras met de kopjes omhoog en keken zo blij naar de mooie, grote zon. De vogels in de bomen floten hun mooiste deuntje. Onze lieve Heer had er Zelf plezier in en keek de hele aarde nog eens rond of alles wel goed was. Ja, 't was alles zo mooi. De mensen zouden er toch wel blij mee zijn. En nu wilde God de mensen gaan maken. Die moeten ook heel mooi worden. Ja, hoor nu toch eens, wat lieve Heer zei: Ik ga de mensen zo mooi maken, dat ze op Mij lijken. De mensen moeten Mijn kinderen zijn en Ik wil hun beste Vader zijn. Ja.... de mensen mochten de kinderen zijn van God. Lieve Heer wilde Zelf de Vader van de mensen zijn. Dat is nog eens lief! En God is zo mooi, daarom moesten de mensen ook heel mooi zijn, omdat ze op God moesten lijken.
De beesten zijn ook heel mooi. Kijk maar eens hier op de plaat. Wat hebben de beesten van lieve Heer gekregen? Een kop met ogen, oren, 'n neus, 'n bek, en 'n lijf met poten. Dat alles bij elkaar noemen de grote mensen een lichaam.
Alle kinderen, die op de aarde komen, krijgen een lichaam van lieve Heer. Zie maar eens bij jezelf: 'n hoofd, armen en benen en 'n lijf. Je hebt oogjes, oren, 'n neusje en 'n mond. Daar heeft de goede God voor gezorgd, en daar moet je Hem ook voor bedanken. Zeg eens mooi: dank U, lieve Heertje, voor mijn oogjes, mijn mondje, voor alles, wat ik kreeg.
Ik weet 'n kindje, dat wel oogjes heeft en toch helemaal niets kan zien. Arm kindje, hè? Het kan nooit zijn vader en moeder zien. Ook niet zijn lieve broertjes en zusjes. 't Kan niet met de blokjes bouwen, niet met de pop of beer spelen. Ook niet buiten bloempjes plukken of in het zand lekker spelen, dat kan niet. Want dat kindje kan niets, helemaal niets zien. Het is altijd donker voor dat kindje, ja, dat is toch wel heel erg. Dat kindje is blind.
Doe jij je oogjes eens dicht. Zie je wel, dat alles nu donker is. Loop nu eens naar de naaitafel en pak dat boekje eens voor me.... Ja, nu stoot je je....! Zie je wel, hoe erg het is helemaal niets te kunnen zien.
Maar jou heeft de lieve Heer twee mooie oogjes gegeven, waar je mee kunt kijken, oortjes, waar je mee kunt horen, 'n mondje om te babbelen. Heel je mooie lichaam kreeg je van de goede God.