den, is het fijne pudding. Als moeder geen poeder, of geen suiker, of geen melk heeft, kan ze dan pudding maken? Als moeder niets heeft, kan ze ook niets maken. Dat kan moeder niet, vader ook niet, dat kan geen mens. Vader heeft laatst nog een mooie vlieger voor broer gemaakt. Heeft hij die van niets gemaakt? O neen. Vader had latjes nodig, papier, touw en nog plak om alles vast te plakken.
Zusje maakt wel eens 'n mooie, grote ketting. Kan zusje die van niets maken? Maar Eén is er, Die dat wèl kan, en dat is God. God kan alles maken en Hij heeft er niets voor nodig.
Toen God voor de mensen, die mooie, grote aarde ging maken, had Hij er helemaal
niets voor nodig. God zei enkel maar: Ik wil, dat er een mooie lucht kom en meteen was de blauwe lucht er al. De mooie zon moet komen en....
daar kwam de zon, héél hoog aan de lucht en maakte het zo lekker warm op de aarde. Ja, God kan dat wel, zo maar die prachtige zon maken en Hij heeft er niets voor nodig. En God maakte nog meer, want Hij wilde de aarde zo heel mooi maken. Bomen en bloemen moeten er komen, zei God. En... wat was dat? Daar kwamen zo maar overal kleine en grote bomen. Bloempjes, zo mooi en zoveel van allerlei kleuren: rood, geel, wit, blauw en nog zoveel meer. En nog was God niet klaar. Ja, lieve Heer ging nog veel meer maken. Er moeten vogeltjes komen in de lucht, zei lieve Heer en visjes in het water en nog beesten op het land. En.... daar waren de vogels er al! Ze vlogen omhoog in de bomen en zongen hun mooiste liedje. De visjes in het water zwommen zo blij. De paarden draafden, de lammetjes sprongen en de koetjes riepen blij boe... boe...
O, wat was het nu toch mooi en dat alles had God van niets gemaakt. Hij had er niets voor nodig gehad om het te maken. Wat is God toch groot! wat kan Hij veel! En voor wie was nu al dat moois? Voor de mensen. Voor vader en moeder, maar ook voor jou. Ja, dat heerlijke zonnetje heeft lieve Heer voor jou ook gemaakt, om je lekker warm te maken. Die mooie bloemen, die je zo
graag plukt en waar je met moeder samen zo graag een mooi ruikertje van maakt, heeft lieve Heer voor jou gemaakt, om je toch maar blij te maken. En de vogeltjes, die je zo graag hoort fluiten en waaraan je zo dikwijls broodkruimeltjes wilt geven, zijn ook voor jou. Wat is lieve Heer toch goed en lief. Dan mag je lieve Heer voor al dat moois