God heeft alles geschapen
Schepping van de Hemel en de Engelen
Kom eens hier bij Moeder staan, en kijk nu eens door de de ramen hoe mooi of het daar buiten is.
Zie je die mooie zon daar wel, wat staat ze daar hoog aan de lucht, hè? Wat 'n heerlijk zonnetje, vind je niet? Daar word je zo lekker warm van. En de zon maakt 't hier zo licht, 't Zou o, zo donker zijn in de kamer, als er geen zon was. Dan was je ook niet zo blij! En kijk, die vogeltjes daar nu eens! Zie ze eens pikken, ze hebben honger en nu zoeken ze vliegjes en mugjes, want die lusten ze zo graag. Kijk.... daar vliegt er net één in de boom. Hoor hem eens fluiten, hij is ook al blij, omdat de zon zo heerlijk schijnt. En zie je ook die bloempjes? Wat een mooie kleurtjes: rood, geel, wit en nog blauw ook. Wat staan ze daar lief, zo met het kopje omhoog, ze willen ook al naar de mooie zon kijken. Daarbuiten is het toch maar wat mooi, vind je niet?
Op straat is ook nog zoveel te zien. Dat weet je ook wel, want je bent met moeder wel eens wezen wandelen en toen heb je dat allemaal gezien. Zullen we het samen eens opnoemen, wat we daar gezien hebben? Bomen, bloemen, paarden, en in het weiland waren nog koeien, schaapjes met kleine lammetjes, weet je nog? Er waren ook zoveel mooie, grote huizen, waar mensen in wonen. Op straat liepen ook veel mensen en kinderen, die zo heerlijk aan het spelen waren. Ja, er is daar buiten 'n heleboel te zien. Maar dat is niet altijd zo geweest.
Je bent er zelf ook niet altijd geweest. Moeder weet het nog zo best, dat je op de wereld bent gekomen. Eerst woonden vader en moeder hier maar samen in dit huis, ja, want jij was er nog niet. Nog langer geleden waren vader en moeder, oom en tante er ook niet. En nog héél, véél langer geleden waren er helemaal nog geen mensen op de aarde, waar wij nu wonen. En de aarde was er ook niet. De mooie lucht, die je daarbuiten ziet, was er niet. Er was geen zon, en ook waren er geen bomen, geen bloemen, geen vogeltjes, geen visjes, geen paarden, geen schaapjes, er was niets, helemaal niets.
Alleen Eén was er maar: en dat is God.
Ja, God, Die is er altijd geweest. God is zo lief, zo goed en altijd blij. En toen God daar nu helemaal alleen was, dacht Hij: Ik ga anderen maken, die moeten net zo blij worden als Ik. Ja, dat kan God. Die is zo groot, dat Hij zo maar anderen kan maken. Maar Hij is ook zo goed en lief, en daarom noemen we Hem ook: Lieve Heertje!