ons niet en brengt tot de openbare werken des vleeschs, welke zijn overspel, hoererye, onreynigheyt, ontuchtigheyt, afgodery, fenijn-gevinge, vyandschappen, twisten, afgunstigheden, toorne, gekyf, tweedracht, ketteryen, nijd, moord, dronkenschappen, brasseryen ende diergelyke. Laet ons veel meer altijdt leven in de vruchten des Geestes, welke zijn liefde, blijdtschap, vrede, lankmoedigheyt, goedertierentheyt, goetheyt, geloove, sachtmoedigheyt, matigheyt. Geeft Heere, dat wy u vreesen, ende in uwe wegen wandelen, op dat wy geluksaligh mogen zijn: Laet ons eten den arbeyt onser handen, op dat het ons wel moge gaen. Laet onse Huysvrouwen wesen als een vruchtbaere wijnstok aen de zyden van onse huysen, ende onse Kinderen als olyf-planten rondom onse tafel. Wilt ons alsoo sekerlijk zegenen: Zegent ons uyt Zion, dat wy het goede Ierusalems aenschouwen alle de dagen onses levens, ende dat wy onse kinds-kinderen mogen sien, ende mede over Israel. Zegent ons in onse beroepingen: dat wy niet te vergeefs vroegh opstaen, late opblyven, en brood der smerten eten, ’t is alsoo, dat gy ’t uwen beminden als in den slaep geeft. De vrucht des buyks zijn uwe belooningen, ende de lieve