Dorp in het onderveld
(2004)–Thomas François Burgers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Thomas François Burgers
| |
[pagina 7]
| |
Het dorpaant.Waar het ligt? Hoe zijn naam is? Doet er niets toe. Genoeg, het ligt in het onderveldo en is een van die menigvuldige dorpen die in de laatste vijftien jaren als door toverkracht uit de grond zijn opgerezen, en die, hoewel nog geen anderhalf dozijn jaren tellende, reeds het aanzien hebben als dongen zij naar de voorrang bij hun westerse zusters die reeds een halve eeuw achter de rug hebben. Er is iets zonderlings in de wijze waarop onze onderveldse dorpen ontstaan, en niets drukt zozeer ons volkskarakter uit en verraadt zo duidelijk de oorsprong der echt Kaapse bevolking als de geschiedenis en het ontstaan dier plaatsen. Er zijn drie oorzaken, aan één waarvan een volksplanting altijd haar ontstaan te danken heeft. Ze zijn: staatkundige redenen, de handel of de godsdienst. Aan de laatste van deze vooral schrijf ik de oorsprong der Kaapse bevolking toe. Naarmate een dier oorzaken sterker aanwezig is, zal een koloniaal volk zijn eigenaardigheid hebben. Heeft het zijn ontstaan te danken aan staatkundige redenen, dan zal het lang een eigenaardig militair karakter hebben; moet dit gezocht worden in de handelsgeest, dan zal de kolonist dit telkenmale verraden; en is dit te wijten aan godsdienstige redenen, dan zal dit evenmin te miskennen zijn. Evenmin als een fort ooit geschikt zal zijn voor een koopmanshuis of kerk, en omgekeerd; evenmin zal een militaire kolonie ooit uitmunten in handel of godsdienst, en omgekeerd. Een volk dat zijn ontstaan te danken heeft aan godsdienstige oorzaken zal dit altijd in alles laten blijken. En vandaar dat de echte Afrikaners in de oprichting hunner steden en dorpen bovenal gedrongen worden door godsdienstige redenen, want het is een feit dat de oude Hollandse en Franse bevolking schier alleen om godsdienstige redenen zich hier hebben gevestigd.o Het was niet om staatkundige oorzaken, noch door de handelsgeest, dat zij Afrika's Zuidkusten ter woning hebben gekozen. | |
[pagina 8]
| |
Het onderveld
| |
[pagina 9]
| |
Zo komt het dat die dorpen door de kerk of haar leden worden opgericht; ze zijn dan ook eigenlijk kerkplaatsen. De Afrikaner is zeer kerks, omdat hij kerkelijk godsdienstig is (want kerk en godsdienst is bij hem één). En of dit kerkelijk karakter zich ook in alles openbaart? Zie eens onze dorpen erop aan. Draagt niet alles een kerkelijk karakter, zijn niet altijd de erven nabij de kerk het meest gezocht, spreken wij ooit van ‘naar het dorp’ of ‘naar de markt’ rijden? Neen, alles is ‘naar de kerk’ - ‘de kerk’, enz., enz. Vraag aan iemand vanwaar hij komt, en hij zal zeggen: vandaar of -daar, en er in een adem bijvoegen: ‘Maar hoor, de kerk is groot of mooi.’ Ik geloof niet dat hier al ooit iemand gekomen is die niet onder andere vragen ook deze heeft moeten beantwoorden: ‘Hoe lijkt de kerk van... of van...’ Dit gaat zo ver dat wij ons geen dorp kunnen voorstellen zonder een kerk. Ons dorp ís de kerk, onze kerk is het dorp. De lezer zal bemerken dat er niets in ons dorp is wat strijdt met ons kerkelijk karakter. Voor vermakelijkheden hebben wij wel een hart, maar geen moed. Winkels, kantoren, kantienso en gevangenissen zijn niet anti-kerks, vooral niet de voorlaatste, want naast de kerk worden die het meest bezocht. Integendeel zijn een biljartzaal, een komediehuis,o een renbaan, een publieke tuino zeer onkerkse dingen, daarom hebben wij niets van dit al. Onze ambtenaren, kerkelijk zowel als burgerlijk, gebruiken allen wijn, bier en brandewijn (en deze komen uit de kantien) en men zegt er niets van. Ze zijn immers gegeven om te gebruiken. Maar denk eens aan een predikant in de komedie, of een ouderling bij de renbaan, of een diaken of gemeentelid op een partij, of met de ‘queue’ in de hand! De wereld zou ervan in duigen vallen. Maar wat maken de mensen dan met al hun tijd? Lieve lezer, ook een ‘dorpeling’ is vindingrijk en nooit verlegen met zichzelf. Wij hebben onze private amusementen, als daar zijn een pijpje roken en een glaasje drinken onder het praten over kerken en predikanten. Boven dit alles hebben wij echter een plaats van publieke samenkomst, en als zodanig van publie- | |
[pagina 10]
| |
ke vermakelijkheid, en dit is de negotiewinkel.o Daar drentelen en draaien wij veel rond, en raken wij van veel tijd ontslagen, zoals later zal aangetoond worden. Nog een pennenstreek en deze schets is klaar. Er is iets zeer eigenaardigs verbonden aan onze onderveldse dorpen, en dit is de Kaffer-locatieo of ‘struissen’,o die meestal op een hoogte naast het dorp is gelegen. Zonder dit kunnen wij onmogelijk klaarkomen. Voor sommige mensen is zij een steen des aanstoots, want daarin, meent men, wordt al het kwaad gedaan, als ware zij een ‘broeinest’ van zonde! Ik geloof het niet. De Kaffers hebben volkomen gelijk met hun nationaliteit zoveel mogelijk op te houden. Vreemdelingen in hun eigen land als zij zijn, doen zij wél met zich op die wijze zo veel zij kunnen het verleden voor de geest te brengen. Met hoeveel genoegen en innig geluk gaan April en Wildebeest 's avonds naar hun nederige hut; welk een vreugde speelt er op het gelaat van Kaatje en Dina als zij 's avonds onder haar eigen volk, afgezonderd van de, dikwijls met recht, gehate mensen, veroveraars van haar land, onder haar kinderen kunnen neerzitten, en haar eigen schone taal horen van de lippen harer lievelingen! En een Kaffer heeft zijn kinderen lief. Is het een wonder dat zij, na zes dagen hun veroveraars te hebben gediend, met een ringdanso en vrolijk lied van de afgelopen week afscheid nemen? Is het een wonder dat die arme zwervelingen dan hun vreemdelingschap vergeten, en, gelijk Israël weleer in Babylon, hun lier in de hand nemeno en de ‘Goera’o ten dans laten nodigen! Of ik u die vreugde gun, arm maar edel volk, of ik mij met u verheug als uw vrolijke zang zaterdagavond tot laat in de nacht toe door uwe ‘struissen’ en over het gehele dorp weergalmt? Kinderen in het verstand, zijt gij toch ook maar kinderen in de boosheid, vergeleken met menige uwer christelijke veroveraars. Zijt vrolijk, gij kinderen! Ik ben blij dat gij nog vreugde in het leven schept, al blijft er ook niets meer voor u over van uw aloude vrijheid, en van uw vaderland dan deze locatie! |
|