Mengelzangen
(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij
[pagina 141]
| |
rust, Myn hart aan 't prangen,
Heeft kracht noch lust; Nu Fillis,
die 'k zoo dikmaals heb gekust,
m'Ontzegt haar schoot, haar boe-
zem mond en wangen.
Wat baat het, dat Fortuin my heeft verheven,
Nuik, berooft van 't voorwerp myner min,
Alleen moet leeven,
En myn' Vriendin,
Daar ik alleen myn heil en vreugde in vin',
Steeds van my vlugt, en eeuwig wil begeeven.
Haar hart is met geen' schatten te betaalen!
Zy zegt, haar min is voor geen gelt te koop;
Dies moet ik dwaalen,
Berooft van hoop,
| |
[pagina 142]
| |
En wacht met smart, het eind' myns leevens loop,
Indien ik nooit van haar kan zegepraalen.
|
|