Mengelzangen(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Drinklied. Stemme: Ach hoe gezegent is het Likken. OBachus, wilt ons doch vermaaken, En doet ons uwe vruchten smaaken. O Bac. Gy maakt myn' tong los, en men zal, My in het Frans steeds roepen hooren, Terwyl elk denkt, die vent word mal. Nanon verse, du vin, a Boire, a boire, a boire, a boire. Die onder 't drinken, kust de kaaken, Van zyn Beminde, dat moet smaaken. Die on. Kom jeugdig Meisje, drink met my; 'k Heb u en 't Wyntje, lang verkoren; En zoo 'k te kort kom, staa my by. Nanon verse enz. enz. enz. Ik durf myn' meening, stouter zeggen, En myne hant, geruster leggen, Ik durf. Op uwe Borsjes van ter zy'; Wyn doet my spotten met uw tooren, Want, zoo 'k misdoe, vergeeft gy 't my. Nanon verse enz. enz. enz. Voel ik het liefdevuur ontbreeken, De Wyn kan haast die vlam ontsteeken. Voel. [pagina 140] [p. 140] Zoo dat voor al, de Wyn, en Min, De nooble zielen moet bekooren; Voor my, steeks daar iets godlyks in, Nanon verse enz. enz. enz. Raak ik aan brand, door 't hevig kussen, De Koelewyn kan my weêr blussen. Raak. Dies zit ik veilig aan uw' zy'; Want, dreigt my Venus vuur te smooren, Het vocht van Bachus, maakt my vry. Nanon verse enz. enz. enz. Vorige Volgende