Mengelzangen
(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij
[pagina 138]
| |
borst, En doet myn hart altoos met
blyschap aan, Maar Venus malle waan,
Doet my in vuur vergaan, En 'k
stik van dorst, Wanneer ik spreek van
min, En nogtans nooit iets win.
Als 'k nuchtren blyf,
Beeft Ziel en lyf,
En 'k schrik voor 't aller minste weerloos Wyf,
Ik ben puur stom,
Zot, bleu en dom,
Als 'k dus by Fillis kom;
Maar zoo 'k eerst loop,
En van God Bachus traanen binnen laat,
Word ik een Advokaat,
Die alle ding verstaat,
Een volle stoop,
Behaagt my vry wat meer,
Als Fillis jong en teêr.
|
|