Mengelzangen(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 136] [p. 136] Tesamenspraak. Tusschen eenen dronkaart, en eenen minnaar. Stemme: 'k Bid au myn Lieveke. Dronkaart. VErvloekte Mingodin, die my doet sterreven, Wat hebt gy my al ramp en smert gebrouwt; Ik ben bedrogen, en moet nu gaan zwerreven, Om dat ik u, heb los myn' jeugd vertrouwd. Minnaar. Weg Bachus met uw gif, dat elk doet verteeren, Het minnezoet, vernoegt myn' Ziele en geest: Van hier bezopene, met uwe onreine kleêren, Min is een Engel, en gy zyt een beest. Dronkaart. De frisse Koelewyn, kan my meer vermaaken, Dan al 't getroetel, van een dartel wicht; Dat my rampzalige, t'allertyd doet blaaken, En houd my blind, in 't midden van het licht. [pagina 137] [p. 137] Minnaar. Het blanke Boezempje, en de roode Tepeltjes, Behagen my, dat's 't geen myn hart bekoort, Van Venus Klokkespel, voor ik de Klepeltjes, Daar die Aanminnige, met ernst naar hoort. Vorige Volgende