Mengelzangen
(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij
[pagina 123]
| |
En myn' maag, vol duizend kreuken,
Houd niet op, van steeds te jeuken,
En, zy plaagt my, En laat my nimmer
vry; Ik ben van elk verlaaten, En elk
een schynt my te haaten, Maar, Ar-
moe blyft my steeds by. 'K heb geen
bed om op te slaapen, En geen stoel
in huis; Een oud Beedlaar is myn wapen,
op een kreuple luis; 'K heb geen nood
| |
[pagina 124]
| |
my vol te drinken, Noch myn adem
van te stinken, Want, vrienden
weet, Dat ik zeer mager eet; Noch-
tans ben 'k wel te vreden, Glad van
vel, en rap van le- den, En be-
kreun my aan geen leet. Scharbier,
Karnmelk, en oudbakken Bollen,
Verstrekken my 't gewoonlyk ban-
ket, Als 'k maar mag rooken, En
| |
[pagina 125]
| |
wakker smooken, Als 'k maar mag
rooken, Gaa 'k vrolyk te bed'.
|
|