Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
Wijze:
| |
[pagina 63]
| |
My in u gaven swemmen.
ô Goetheyt! goetheydt Goods!
'k Moet u tot d' uur des doodts
Prijsen met 't hart en stemmen.
ô Goetheyt.
2. Als ick was min als niet,
Ghy maeckte mijn tot yet.
't Doopsel end' Roomsch geloven,
Ende u eyge beelt
Hebt ghy my mee gedeelt;
Een Engel daer en boven
3. Kennis Goods, end' verstandt,
Gesonde leden kant
Hebt ghy my milt gegeven.
Met Vogels, Visch en Vee,
Met dranck, en kleed'ren mee,
Ghy onderhout mijn leven.
4. Ghy hebt my we'er gehaelt,
Als ick liep verr' verdwaelt
Van u, door mijn sonden.
U Vader op my quaet,
Ghy als een Advocaet
Versoent door u vijf wonden.
5 Ghy zijt mijn Godt, mijn Al
Voor my in eenen stal
Versmaet, veracht geboren.
Ghy heb mijn ziel verlost,
't Heeft u leven gekost.
Sonder u, 'k was verlooren.
6. Met u vleesch ende bloet
Mijn ziel ghy spijst en voet;
| |
[pagina 64]
| |
Ia, d'Hemel doet ghy oopen.
Ghy heb my van de doodt,
Van prijck'len kleyn en groot
Bewaert, verlost met hoopen.
7. Ghy hebt my tot een staet,
(Die 't lijf en ziel doet baet)
Geroepen na mijn wenschen.
Ghy geeft my tot genucht
Beesten, bloem, boom en vrucht,
Sangh van Vogels en Menschen.
8. Och Jesu! ick beken,
Dat ick met 't hart noch pen
U goetheyt kan verhalen.
Ick kan met lijf noch geest
Uw' gaven minst noch meest
Vergelden, noch betalen.
9. Tot danckbaerheyt, O Heer!
Ick val voor u vlack neer
Offer u ziel en leden,
Ey! dese Mijtjes twee,
(Als ghy van 't Weeuwtje dee)Ga naar margenoot+
Ontfanghtse van my meden.
10. U liefde heeft geen endt
Blijft heel en ongeschent:
O middel punt der minne!
Mijn goede Godes Soon!
Geeft my u tot een loon,
Leydt my in d'Hemel binnen.
|
|