Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
Wijze:
| |
[pagina 30]
| |
Kan verdwijnen in een nacht.
't Is maer schaduw', roock, en wint,
Dat men inde Werelt vindt.
3. Die nu nemen haer genuchten
In 's Werelts kortste playsier,
Sullen daer na eeuwigh suchten
En branden in 't helsche vyer,Ga naar margenoot+
Geen troost sullen in de vlam
Krijgen oyt van Godes Lam.
4. Tot Godes lof 'k wil verlaten
's Werelts pracht, en hoovaerdy,
's Werelts eer, en hooge staten,
's Werelts vals vermaeck daer by.
Adieu Werelt, ick nu sal
Dienen mijn Godt, en mijn Al.
5. Met mijn kracht, en al mijn sinnen
Wil ick uw' mijn Godt alleen,
Voor mijn Bruydegom beminnen,
U bemin ick anders geen.
Ick schenck uw', Jesu mijn hart
Dat de Werelt heeft verwart.
6. Ick schenck u noch, daer en boven,
Al dat heeft mijn ziel en lijf,
Om hier mede u te loven;
Geef mijn heel tot u gerijf,
Want ghy zijt mijn Bruydegom,
Na de Werelt 'k sie niet om.
7. Als een heldt, ick hoop te vechten
Tegen 't vleesch vol quaede lust;
En te volgen 't onder-rechten
Van mijn Oversten met lust.
| |
[pagina 31]
| |
Met vermaeck en goede moet
'k Segh adieu mijn Werelts bloet.
8. Wilt ô Jesu my behoeden,
Als een Moeder hare Kindt:
Met uw' gracy wilt my voeden Dat niet my van u verblindt.
Geeft dat 't vleesch of 's Werelt aes
Noch Sathan my niet maeckt dwaes.
9. Och Jesu! wilt by mijn blyven
In mijnen aenstaende strijdt:
In mijn strijdt wilt mijn verstijven,
Dat ick winnen macht altijdt.
'k Sie uw' handen uytgespreyt
En uw' goetheyt groot bereyt.
10 Geeft dat ick uw trouw mach dienen:
Geeft de simpelheyt van 't Lam,
d' Yver van de Seraphienen,
Gehoorsamheyt van Abram.
Geeft my daer na Godes Soon;
Uw' aenschijn in 's Hemels throon.
|
|