Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
[pagina I]
| |
Tweede-deel Van het Bloem-Hof, Ofte Toe-gift.
| |
[pagina II]
| |
Godt der Heyrscharen; Ga naar margenoot+ 't geheel aerdtrijck is vol sijnder glorien. Hierom leert seer wel den H. Bernardus: Niet op der aerde vertoont meerder de gesteltenisse van de Hemelsche woninge, Ga naar margenoot+ als den yver van die Godt loven met Lof-sangen: Hierom de Sangers ende Sangsters zijn als Engelen op der aerden, vertoonen door het singen de blijdtschap en vreughde des Hemels.
Omdat den Koninck ende Propheet David, Godt dient ende looft door sijn Lof-sangen, dit acht hy waerdigher als al sijn rijckdommen ende eere op der aerde.Ga naar margenoot+ Waerom hy belijt: Wat sal ick den Heere wederom geven voor alle dat hy my gegeven heeft? wat heeft hy ontfangen? ist om de victory teghens Goliath ofte andere Vyanden? ist om het Rijck van Israel. Dit acht hy weynich ofte niet, Maer hy antwoort:Ga naar margenoot+ O Heere ick ben u Dienaer. Hier op schrijft den H. Irenaeus: Ghy glorieert wel, O Koninck van Israel! Om dat ghy Godt dient, boven dese saeck is geen meerder waerdigheyt te vinden.Ia, den geleerden Philo getuyght mede: Godt te dienen is de aldermeeste lof, niet alleen meerder als d'eere, ende rijckdomme &c. Ia is kostelijcker als al het geene waer over de Menschen haer verwonderen.
Den Keyser Theodosius de Ionge,Ga naar margenoot+ acht de Kunst der Sangers boven alle kunsten ende waerdicheden; dese Godtvruchtige Sanger 's morgens vroegh loofde Godt.
Ga naar margenoot+Den H. Gregorius Paus van Romen was sulcken een Lief hebber van de sangh, dat hy jonge Kinders leerde singen.
Ga naar margenoot+Aengenamer is de sangh als het gespeel der snaren; gelijck wy lesen: De Fluyten ende dat Psalter-spel maken een soete melodye, ende boven beyde is een soete tonge. Laet de beste Speelder spelen; men verstaet alleen de voyse; uyt het singen verstaet men de | |
[pagina III]
| |
woorden. Minder bewegen de instumenten als het singen. Den H. Augustinus in het beginsel zijnder bekeeringe als hy hoorde singen de Lof-sangen, gemaeckt van den H. Ambrosius belijt alsoo: Hoe seer schreyde ick onder de Lof-sangen, grondelijck beweeght zijnde. De voysen vloeyden in mijn Ooren, ende uwe waerheyt al smeltende in mijn hart.Ga naar margenoot+ Hier uyt ontstack een genegentheyt der Godtvruchtigheyt, ende mijn tranen liepen over mijn wangen &c.
Den Keyser Theodosius seer vergramt zijnde tegens die van Antiochie: Ga naar margenoot+ den Bisschop Flavianus maeckt een sangh, heeft het Kinders laten singen; Hier door wort de Keyser onbeweegelijck beweeght: Van een Wolf wort hy een Lam.
De Geestelijcke Sangers verhalende de Vromde daden ende deuchden der Heylige, bewegen de harten der Menschen, om de deuchden verhaelt na te volgen. Hierom die van Lacedemonien wisten geen beter raet om hare Kinderen tot vromigheyt te bewegen, als door het laete singen de daden van hare treffelijcke Voor-Ouders, ofte liete hare Beelden stellen ten toon voor yder, met dese wooden: Si fueritis sicut hi eritis sicut illi. Ghy wort seker mede gepresen,
Zijn uwe daden als van desen.
Loffelijck heeft den H. Justinus geschreven van de geestelijcke sangen, onder alle in het Latijn dese navolgende woorden. Hoort Sangers, wat ghy zult ontfangen, Ga naar margenoot+
Door 't singen van heylige Sangen.
| |
[pagina IV]
| |
Stilte als het vlees met tempeest,
En lusten quaet bestormt den geest.
Gedachte quaet van Vyant winnen.
Gy wort Edel en vroom van binnen.
Zijt ghy in druck ofte in pijn?
Ghy krijght vermaeck en Medecyn,
U hart besprenght en bequaem maken
Tot vruchten van Heylige saken.
U Godtvruchtige Wapens geeft,
Waer voor de Geest van Saul beeft.
Singht Godtvruchtige Sanger, tot Godes eere ende glorie; ende na de begeerte van S Augustinus:Ga naar margenoot+ als ghy Godt looft, looft hem: geheel; Laet singen u stemme, laet singen u leven, laet singen u daden. Looft hem met een goede meeninge, ende suyver hart, ende tot stichtinge van uwe even-naesten. |
|