Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
[pagina 96]
| |
Wijze:
| |
[pagina 97]
| |
2. In 't hof zijt ghy Jesu gegaen,
Om al dat in 't hof was misdaen
Door uw sweeten, en bloeden,
En lijde te vergoeden.
3. Hier wordt u voor oogen gestelt
U lijdens kelck, waer in ghy telt
De doorens al, en slagen,
U kruys, u doodt, en plagen.
4. Ghy roept in uwe groote noot:
Mijn ziel is droevigh tot de doodt.
O Vader! Mach 't geschiede,
Laet de kelck van my vliede!
5. Laet mijnen wil geschiede niet,
't Sal doen Vader, dat ghy gebiedt.
Na dat ghy hebt gebeden,
't Bloedt Sweet uyt al uw' leden.
6. U bloet dat maeckt de aerde root,
Ghy proeft de doodt, voor uwe doodt.
Ghy hebt de gal gedroncken,
En honingh my geschoncken.
7. Mijn zonden, Iesu! oorsaeck zijn,
Van u droefheydt, en zee vol pijn,
Mijn zonden en boosheden
U bloedigh sweet uyt-treden.
8. Ey! maeckt bloedige Bruydegom;
Van mijnen wil een Sonne-blom,
Mijn wil na u wilt dreyen;
Dat niet my kan verleyen.
9. Ick smeeck, u Iesu! met ootmoedt,
Mijn ziel maeckt zuyver met u bloedt,
Wilt my een Engel zenden,
Tot troost in mijn ellenden.
|
|