Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
Wijze:
| |
[pagina 30]
| |
Om sijn welsprekentheydt.
In de Troyaensche strijdt,
Ulisses meer met reden
Als Ajax in die tijdt
Gewapent, heeft
gestreden. Inde T.
2. Wie zal de vroomheydt melden
Van Sint Sebastiaen?
Die 't hooft van al de helden
Van Deocletiaen
De Keyser wordt gestelt:
Om de daden te loonen
Van dese Ed'le helt,
Laet hem in sijn Hof woonen.
3. De Keyser hem beminden
Als d'appel van sijn oogh:
Meer op hem als sijn vrinden
Zijn zinnen end' hart vloogh.
'T geheele Keysers hof
Achte hem als haer Vader:
Zijn deughden en sijn lof
Verbreyde alle-gader.
4. Als de Keyser laet dooden,
En vangen al de geen,
Die offerhandt d'Afgoden
Niet doen met tongh, en le'en.
Om dit bloedigh gebodt
Veel armen ende rijcken
Na Satan, Keysers Godt,
Neygen, vallen en wijcken.
5. Sint Sebastiaens woorden
Waren als Hoonigh-soet,
Waren stercker als koorden,
Zy raeckten 't hart en bloedt.
Als met Marcilliaen
En Marcus veel begonnen
Na d'Afgoden te gaen.
| |
[pagina 31]
| |
Honderden heeft verwonnen.
6. Tot dese Ridder dalen
Seven Engelen klaer;
En Christus hoort verhalen:
Met u ick blijf voorwaer.
Hy bekeert en geneest
Nicostratus Huys-vrouwe,
Die ses jaer had geweest
Doof; s'had gehoor behouwe.
7. Als de Keyser dit hoorde,
Van gramschap, 't hart als borst;
Hy roept: Wilt hem vermoorde
Na sijn bloedt ick heb dorst.
Sijn Wachters al-te-mael
Sebastiaen ontblooten,
Gebonden aen een paal
Met pijlen hem door-schooten.
8. Irène heeft gevonde
Hem gequetst totter doodt:
Christus geneest zijn wonden.
Daer na met liefde groot
Tot de Keyser gegaen,
Seydt: d'Afgodt wilt verfoeyen,
Vergramt den helt laet slaen
Doodt, met stocken en roeyen.
9. Sebastiaen, vroom Ridder,
Dubbelde Martelaer,
Zijn patroon en Voor-bidder
Voor ons doch allegaer:
Verkrijght door u gebedt,
Beschermer der gelooven!
Dat niet ons hart besmet;
En prijs in 's Hemels hoven.
|
|