Voorwoord
In 1871 schreef P.A. Leupe in Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen nummer 12 (pp. 1-63) C.G. [Uitgave van der Post: Amsterdam: 1671] een artikel dat hij noemde: Georgius Everhardus Rumphius, Ambonsch Natuurkundige in de zeventiende eeuw.
Dit was de allereerste - en geslaagde - ‘poging’ een levensbeschrijving van Rumphius te geven. Leupe deed veel onderzoek in archieven en hetgeen hij daaruit opdiepte is de basis van veel wat later over deze grote ambonse onderzoeker geschreven werd.
In 1944 schreef G. Ballintijn het boek RUMPHIUS de blinde ziener van Ambon. Dit boek was de eerste en tot dusver enige levensbeschrijving van Georg Everhard Rumphius (1627-1702). Rumphius vertrok in 1653 in dienst van de VOC naar Indië. Hij werd geboren in het duitse Hessen, toen in Duitsland de Dertigjarige Oorlog in alle hevigheid woedde. Zoals zoveel van zijn landgenoten, trok hij naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Holland was in die tijd de welhaast belangrijkste natie in Europa, met een enorme culturele, wetenschappelijke en sociale uitstraling.
Via Kaap De Goede Hoop kwam hij midden 1654 op Batavia aan, vanwaar hij werd doorgestuurd naar het molukse eiland Ambon. Hij zou tot zijn dood daar blijven. Het was dáár dat hij zich ontwikkelde tot een groot natuurhistoricus, die de nog nooit beschreven natuur van de Molukken voor het allereerst nauwkeurig bestudeerde en in kaart zou brengen.
Ballintijn beschreef Rumphius' leven maar richtte zijn aandacht ook op zijn correspondentie met anderen, waardoor een goed beeld geschetst werd van het intellectuele klimaat waarin Rumphius functioneerde. Deze biografie is nog steeds heel lezenswaardig en hierdoor kreeg de naam ‘Rumphius’ een zekere bekendheid bij het nederlandse publiek. Toch bleef het zo dat bij het grote publiek diens naam onbekend is. De prachtige verhalen van Maria Dermoût over Ambon en de Molukken hebben, in de jaren vijftig van de twintigste eeuw, Rumphius bij een groot aantal mensen onder de aandacht gebracht. Bij botanici heeft hij altijd wel de aandacht gekregen die hij verdiende. Dat Ballintijns boek nog slechts spaarzaam antiquarisch te verkrijgen is, is een groot bezwaar.
Wij zijn nu zestig jaar verder dan toen Ballintijn zijn boek schreef en in deze lange periode zijn veel, destijds nog onbekende of nog nooit gevonden en nooit gepubliceerde zaken over Rumphius' leven en zijn werken aan het daglicht gekomen. Het is mede hierom dat ik meende een nieuwe biografie van Rumphius te moeten schrijven.
Ik wil een beeld geven van zijn persoon, door niet zèlf te vertellen hoe hij was: nauwkeurig, exact, een strenge Calvinist, een onvermoeibaar onderzoeker en doorzetter, ondanks de vele tegenslagen die hij op zijn weg ontmoette. De kwalificatie Blinde Ziener die Ballintijn hem gaf betreft het feit dat Rumphius van 1670 tot aan zijn dood aan beide ogen blind was en niettemin zijn werk voortzette. Het woord