dikwijls heb 'k je dat al verboden? Hier, je verdient 'n tik om je ooren!...’
‘Au!!!’ riep Jet pijnlijk, om 't effect te verhoogen.
Zus, uit haar rol gevallen, keek verbaasd om.
'n Paar dagen later kwem Jet van school gestormd.
‘Moeder, hebt u al naar Honnef geschreven?’
‘D'r is werkelijk nog geen oogenblik tijd voor geweest,’ verontschuldigde Mevrouw Vermeulen.
‘Goddank!’ Jet liet zich op den divan vallen. De ijlbode kwam niet te laat! Ze haalde diep adem en begon te vertellen, waarom ze zich zoo ‘dóódelijk had gerept’. Alle redenaarstalent mocht wel aangewend; om de maan was 't geen kleinigheid, Vader en Moeder van 'n eenmaal genomen besluit af te brengen; bij zooiets moest je je woorden wikken en wegen.
‘Ja... weet u... 'k heb 'n ander plan, 'n pràchtig plan... Ik ga niet naar Honnef.’
‘Hè Jet, waarom ben je toch altijd in de contramine? 'n Ander zou dankbaar zijn, en jij...’
‘Kom, nee Moeder, laat me nu uitpraten.’
Jet gooide haar mantel, waarin ze beweerde ‘weg te smelten’ af, waaide met 't geel-zijden divan-kussen vóór haar hooggekleurde wangen.
Ach, al die inleidingen en voorredenen hielpen geen centimeter verder! Dan maar meteen met den aap uit de mouw!
‘Jenny Hooydonk gaat naar Londen, ziet u; 't zou prachtig zijn, wanneer ik...’
‘Als 'k niet dacht, dat 't over Londen zou gaan.’
‘En,’ deed Jet druk, alsof ze niet in de rede was gevallen, ‘als u nu aan Vader vroeg, of 'k mee mocht. Wat kan 't u schelen, of ik goed Duitsch of goed