| |
| |
| |
Twee
Vogel stond aan de trottoirrand en staarde op naar het verlichte raam. Tussen twee gelig glinsterende cyclamen door zag hij precies het cognacbruine oog in de rafelige elandkop glanzen. Zes voor tien. Achter het venster was alles roerloos. Vogel tikte met zijn rechterzool op het steen. In het kleine kamertje knipte eensklaps een lamp aan; Vogel zag een wazige contour bewegen achter het rode bloemetjesgordijn. Het licht flitste weer uit. Vogel haalde diep adem, zijn snijtanden boorden zich in zijn bovenlip, de lucht ontsnapte snuivend door zijn neusgaten. Hij stak stram de straat over, keek even naar links, naar rechts. Dan drukte hij de bel in, de vingers van zijn andere hand om zijn das geklemd.
Een vaag schijnsel boven op de gang. Beneden bleef alles donker. Vogel veegde de wasem van het ruitje. Voetstappen, krakende traptreden. Het
| |
| |
raampje knarste open: een neus, twee oogkassen, doken vlak voor zijn gezicht op.
‘Wie is daar?’
‘Vogel.’
Een gesmoord geluid. Het slot piepte, de deur zwaaide naar achteren.
‘Vogel! Kom erin!’
Het ranke figuurtje van Tijs tegen de schemerige traptreden. Vogel stapte naar binnen, haar hand streek langs zijn arm, duwde de deur achter hem dicht.
‘Vogel! Wat moedig van je! Kom mee naar boven. Maar pas op waar je stapt, de lamp in het portaal is kapot.’
Haar slanke benen wipten voor hem uit. Hij volgde haar traag en stijf, zijn hand om de roze leuning. Ze keek glimlachend op hem neer, haar korte lokjes glad strijkend, haar blauwe gehaakte truitje omlaagtrekkend.
‘Doet je rug erg veel pijn?’
Hij tuurde verbaasd naar haar op.
‘Mijn rug? Weet je dan...?’
‘Ja natuurlijk. Ik weet alles. Arme Vogel! Kom vlug binnen. Dat je zo maar durfde komen!’
Hij bleef met een ruk staan, zijn linkervoet op de bovenste tree.
‘Geert en Mona zijn toch naar Bloemendaal?’
‘Ja zeker. Wat knap dat je dat nog onthouden
| |
| |
hebt.’
Smalle vingers grepen zijn hand, trokken hem omhoog. Vogel keek om zich heen. De groene deur. De paarse deur, die half open stond. De oranje deur. De ronde spiegel met het dode roodborstje erop. Hij streek door zijn ogen, over zijn voorhoofd.
‘Wat blijf je daar staan? Kom toch binnen.’
Hij volgde haar de kamer in. De eettafel met de vier plastic stoeltjes stond weer in de hoek.
‘Kom hier zitten, ik heb de kachel een beetje aangestoken. Heb jij het niet koud? Wat wil je drinken? Iets hartigs? Of een sapje?’
Vogel keek haar aan. Een ovaal, beweeglijk poppegezichtje. Rusteloze, stuiterblauwe ogen. Een aardbeierood, naar voren tuitend mondje. Prille ronde borstjes onder het glimmende kabelsteekpatroon. Hij knikte een paar maal, schudde zijn hoofd, knikte opnieuw. Haar ogen glansden hem tegen.
‘Maar ga toch zitten, Vogel. Weet je het al?’
Hij liet zich in de vierkante, paarsblauwe armstoel zinken.
‘Hoe laat komen ze thuis?’
‘O, niet voor een uur of één. Je hoeft je echt niet benauwd te maken.’
Haar woorden hadden een zacht-strelende klank. Vogel staarde haar opnieuw aan. Ze wiegelde zachtjes met haar bovenlichaam; haar schuin op- | |
| |
geheven hoofdje bewoog langzaam heen en weer.
‘Geef me maar een tomatensap, als het er is.’
‘Met een tik erin? Dan neem ik dat ook.’
Ze was de kamer al door gehuppeld, trok de witte rijdende bar naar hem toe, greep flessen, flesjes, glazen, een opener. Vogel keek naar haar tengere blauwe benen, haar rappe, schichtige en toch zekere vingers. ‘Hier.' Ze drukte een glas in zijn hand.’ Ben je niet helemaal geradbraakt?' Ze hief haar glas op. ‘Cheers. O Vogel, het was toch wel vreselijk dom van je! Met een huis vol mensen! Was je zo dronken dat je daar niet aan dacht?’
‘Wat!?’ Een plasje tomatensap schokte over de rand van zijn glas; hij nam het vlug in zijn andere hand, likte haastig zijn vingers af en staarde haar verbijsterd aan. ‘Wat was zo dom van me?’
‘Dat je geprobeerd hebt om mij te verleiden, natuurlijk. Je wist toch wel dat iedereen elk moment mijn kamer kon binnenkomen!’
Haar blik, over de om haar glas gespreide handen, bleef warm op hem rusten. Ze lachte zachtjes, diep in haar keel en schudde haar blonde hoofdje.
‘Wat! Ik!?’ Vogel plantte zijn glas met een harde tik op het tafelblad. Zijn vuisten vielen op zijn dijen. ‘Ik zou geprobeerd hebben jou te verleiden?’
‘Ja, natuurlijk,weet je dat dan niet meer?’ Haar mond hing half open, ze kneep haar oogleden samen.
| |
| |
‘Waarom zou Geert je anders van de trap hebben gesmeten?’
Kleuren hotsten en dansten over zijn netvlies. Hij perste zijn ogen dicht, drukte zijn kin in zijn borst. Langzaam hief hij zijn hoofd weer op, zijn vingers om zijn kaken geklemd.
‘Dus Geert heeft mij naar beneden gegooid? Ik ben niet gewoon gevallen?’
‘Welnee.’ Haar stem klonk haast wrevelig. Ze had haar glas eveneens neergezet en zat rechtop in haar stoel. ‘Ben je dan zo verschrikkelijk dronken geweest dat je je nergens meer iets van herinnert? En heeft Anita er dan helemaal niet met je over gepraat? Dat moet toch haast wel.’
‘Ik heb haar niet meer gezien vandaag.’ Zijn handen vielen naast hem neer, de kamer kantelde, rees en daalde. Hij boerde drie, vier maal, zijn adem kwam in korte, hortende stoten. Hij boerde opnieuw, duwde zijn schouders in het weke schuimrubber en staarde haar aan, langs haar heen, haar weer aan.
‘Wat heb je, Vogel? Word je weer dronken?’
Hij schudde korzelig zijn hoofd; zijn wang zonk naar zijn vuist, hij duwde hem terug.
‘Nee.’ Zijn tong streek over zijn lippen. ‘Vertel me eens precies wat er is gebeurd.’
Ze keek hem weifelend aan, haar armen over haar borst gekruist, haar handen verborgen in de
| |
| |
korte mouwen van haar glimmende truitje.
‘Ik lag te slapen. Het moet een uur of twee zijn geweest. Opeens voelde ik een hand door mijn haar.’ Na iedere zin liet ze haar hoofd even zakken, hief het dan weer op. ‘Ik deed net of ik nog sliep, maar ik gluurde tussen mijn wimpers door. Ik zag dat jij het was. Je zat bij me op bed en je streelde me over mijn hoofd. Je had de deken een heel eind teruggeslagen. Tot hier ongeveer.’ Ze hield haar hand dwars voor de onderkant van haar buik. ‘Nou, en toen kwam Mona plotseling binnen. Weet je dat echt allemaal niet meer?’
Vogel duwde zijn gezicht tussen zijn handen, kneep zijn ogen dicht. Schelle, ratelende stemmen vlaagden door zijn brein. Scheef vertrokken lippen flitsten op hem aan, bleven warrelend vlak voor hem hangen, vingers klemden zich om zijn arm, hij schokte ongeduldig met zijn elleboog, schudde zijn hoofd, perste zijn oogleden nog dichter op elkaar. Heel even schemerde een roze pyjamajasje onder een slapend blond gezichtje. Zijn vingertoppen gleden over warme, korte haartjes, een satijnzachte huid. Een grote teddybeer zonder armen wentelde op hem aan, blauwe gordijnen schoven over een blikkerend-deinende muur. Hij opende zijn ogen, keek op.
‘Had ik het licht bij je aangestoken?’
Ze knikte.
‘Weet je dat nog wel?’
| |
| |
‘En Mona begon tegen mij te krijsen? Ze sleurde me van het bed?’
‘O, ze was razend.’ Ze leunde naar voren, haar kin op haar smalle vuistje. ‘Iedereen stormde mijn kamer binnen. Ze duwden en trokken je naar buiten. Je had moeten horen wat ze allemaal tegen je schreeuwden.’ Haar stem klonk weer warm, haast liefkozend.
‘En wat zei ik?’
‘Dat kon ik niet goed verstaan. Jullie stonden allemaal op de gang en het was zo'n getier. Ik sprong mijn bed uit natuurlijk om te gaan kijken. Ik dacht dat Mona en Anita je ogen uit zouden krabben. En toen gaf Geert je plotseling een zet en tuimelde je van de trap. Het was afschuwelijk. Je hotste en bolderde naar beneden. Ze gooiden je nog een fles en een paar glazen na. Je moet helemaal beurs zijn van binnen. Heb je overal nog niet verschrikkelijk veel pijn?’
‘Maar jij.’ Vogel gebaarde machteloos met zijn handen. ‘Jij had toch kunnen zeggen dat het waanzin was? Vroegen ze jou dan helemaal niets?’
‘Nee.’ Haar blik gleed van zijn handen naar zijn gezicht, omlaag naar haar frêle blauwe knieën, terug naar zijn haar aanstarende ogen. ‘Ze waren door het dolle heen. En ik wist zelf ook eerst niet goed wat ik denken moest.’ Ze liet haar wimpers zakken, gluurde hem onderzoekend aan. ‘Later wel,
| |
| |
natuurlijk, toen jij weg was. Toen begon iedereen tegen mij te schreeuwen. Ik zei natuurlijk dat er niets gebeurd was, dat je gewoon op mijn bed had gezeten en dat ik toen wakker was geworden. Maar ze geloofden mij niet. Eerst niet, tenminste. Het was ook een gekke situatie, Vogel.’ Ze glimlachte even, haar hoofd tussen haar smalle ronde schouders. ‘Ik lag praktisch helemaal bloot. Nu ja, ik had mijn pyjama wel aan. Maar die knoop ik ook altijd maar half dicht.’
‘Ze zijn stapelgek.’ Vogel boorde zijn hielen diep in de vuilgele ijsbeervacht. ‘En geloven ze nu werkelijk nog dat ik, dat ik geprobeerd zou hebben jou te...’ Hij maakte zijn zin niet af, staarde naar de kleine kuiltjes in haar gladde poppewangen, de strakke welvingen van haar glinsterende truitje.
‘Ik weet het niet zeker. Ik geloof het niet. Anita is vanochtend nog een hele tijd hier geweest. Ze denken nu, geloof ik, dat je zo dronken was dat je helemaal niet meer besefte waar je was. Dat het niet meer tot je doordrong dat ik Tijs was, bedoel ik.’ Ze pakte haar glas van de tafel en draaide het rond tussen haar dunne, trommelende vingers. ‘Was je echt zó stomdronken, Vogel?’
Vogel het zich achteroverzinken. De elandkop tuurde glazig op hem neer. Zijn tong smakte langs zijn verhemelte; hij haalde diep adem, drukte zijn handen tegen zijn wangen, zijn vingertoppen over
| |
| |
zijn oogleden. Hij schoof ze weg: ze keek hem nog steeds vragend aan.
‘Het is eenvoudig belachelijk allemaal. Ik wou je gewoon even zien, geloof ik. Anita zat te bokken omdat ik te veel dronk en een paar keer met dat meisje dat Geert z'n neef meegebracht had danste. Of zoiets. Iedereen was half zat, dat blijkt trouwens nu wel. Het was een troep. Ik had er genoeg van. Van alles en iedereen.’ Hij greep zijn glas, klokte het wrange, bloederig-rode sap naar binnen. Zijn keel prikte en stak, zijn slokdarm was eensklaps van ijs.
‘Arme Vogel. En ben je helemaal niet meer naar huis geweest? Heb je maar zo'n beetje rondgezworven, tot je wist dat Geert en Mona weg waren?’
‘Ik moest toch weten wat er was voorgevallen.’ Zijn stem was kortaf; hij stond op.
‘Ga je nu naar huis?’
‘Misschien. Ik denk het wel. Ik weet het nog niet.’
Ze was ook opgestaan, liep op hem toe en legde haar vingertoppen op zijn schouders.
‘Was het echt niet waar wat Mona dacht, Vogel?’ Ze keek onder haar gladde wimpers uit naar hem op. ‘Dat kun je me toch wel zeggen? Ik zou immers helemaal niet boos worden als het zo was?’ Ze trok haar linkerarm terug, beet op de knokkel van haar wijsvinger. Haar gezicht was nog maar een
| |
| |
decimeter van het zijne. ‘Ik zou het juist wel heel prettig vinden misschien.’
‘Tijs, je bent gek!’ Hij duwde haar van zich af. ‘Je had mijn dochter kunnen zijn. En trouwens...’ Hij schudde ongeduldig zijn hoofd.
‘Ja, als Mona maar gewild had, zeker?’ Ze had haar handen weer in de mouwen van haar truitje gestopt.
‘Tijs, doe niet zo idioot. Jij was zeker al zes of zeven toen ik Geert en Mona leerde kennen. Hoe oud ben je nu eigenlijk helemaal?’
Ze liet zich op de rand van de bar zakken en rolde hem zachtjes met haar billen onder zich heen en weer. Dan keek ze weer naar hem op, haar hoekig afgebeten nagels in haar dubbelgevouwen oorschelp gedrukt.
‘Wist je dat Mona laatst met een vriend naar Brussel is geweest, toen Geert in Oslo was?’
Vogel keek haar verrast aan. Ze tuurde naar de elandkop.
‘Dus het is toch waar!’
‘Had je het al gehoord? Van wie?’
‘Van Rinske. Die kwam ik vanmiddag tegen in de stad. Hoe weet jij het?’
Ze tikte met haar slingerende hielen tegen de halzen van de rij flessen.
‘Muren hebben oren. Vooral als iemand keihard staat te telefoneren. Trek het je maar niet aan, Vogel.
| |
| |
Het is Anita niet.’
‘Nee. En Geert?’
‘Geen Ahnung.’
Hij liep op haar toe, drukte haar hoofdje tegen zijn borst, streek over haar korte, bijna witte, vreemd-stugge haar. Dan bukte hij zich, pakte een wankelende fles en greep een glas.
‘Ik heb toch nog eigenlijk wel dorst.’
Ze knikte vluchtig, haar kleine rechte voortanden knaagden aan de nagel van haar pink.
‘Houd je van Anita, Vogel?’
De whisky plaste in het glas, hij kantelde de fles met zijn duim terug.
‘Ja, natuurlijk. Vind je dat vreemd?’
‘Helemaal niet juist. Meer dan vroeger van Effie?’
Hij Het de whisky langzaam in het glas rondwiegelen. Zijn neus snoof een geur van oud hout op.
‘Het is anders. Misschien toch wel, ja. Effie was, is, een Finse. Ze kon hier nooit helemaal goed aarden.’
‘Toch is ze hier blijven hangen.’
‘Ja.’
Zijn buik begon zachtjes te gloeien. Hij zat op de leuning van de fauteuil, het glas tussen zijn loodzware dijen.
‘Rinske vond dat jij zo beeldschoon aan het worden was.’
| |
| |
‘Zei ze dat?’ Ze keek even zijdelings naar hem op. ‘Je bent toch niet kwaad op me, hè Vogel?’
‘Allicht niet. Maar doe nu geen gekke dingen, Tijs.’
‘Nee.’ Ze had een flesje druivensap gepakt, liet het om zijn lengteas tuimelen en greep het dan weer snel bij de hals.
‘Misschien kom je hier wel nooit meer, Vogel?’
‘Waarom niet. Om wat er vannacht is gebeurd? Dat was toch allemaal een misverstand?’
‘Maar Geert dan, die je van de trap heeft gesmeten?’
Hij zette zijn glas neer, klopte zijn handen af.
‘Je zou eens moeten zien wat ik gedaan had, als ik Geert bij Rinske op bed had aangetroffen.’ Hij lachte en stond op. ‘Heb jij Anita vanochtend ook nog gesproken?’
‘Nee, ze was al weg toen ik uit school kwam. Hoe zo?’
‘Och, zo maar.’ Hij liep naar de deur. ‘Ga je ook naar bed? Of blijf je nog op?’
‘Nog eventjes, denk ik. Het is morgen toch zondag.’ Ze wreef even met haar slaap langs de mouw van zijn jasje.
‘Lekkere soepele stof is dat. Tot ziens, Vogel.’ Ze glimlachte, half-pruilend. ‘Nu heb je me nog niet verteld, of je rug erg veel pijn doet. Moet ik niet een taxi voor je bellen?’
| |
| |
‘Nee, het gaat wel weer. Ik ben alleen zo stijf als een plank. Maar ik ga toch maar lopen, denk ik. Wie weet waar een beetje frisse nachtlucht allemaal goed voor is.’
Hij daalde houterig de schemerduistere trap af, keek nog een keer naar boven. Ze wuifde, hoekig ineengedrongen, haar hand vlak naast haar flauw glimlachende gezichtje. De vingers van haar andere hand bewogen krabbend op en neer onder de opgetrokken zoom van haar nauwe bruine rok. Vogel liep naar de overkant. Ze zwaaide met kringelende vingers, haar hoofdje boven de rechter cyclaam. Struiken glinsterden op in de koplichten van een auto. Vogel draaide zich haastig om en begon te lopen.
|
|