Warm schuim drong prikkelend in zijn huid, de kwast sloeg ritmisch over zijn wangen, een zachte, haren vuist tikte tien, twintigmaal tegen zijn kin. Het mes klapte over de riem; Vogel sloeg zijn ogen even open, sloot ze onmiddellijk weer. Een kil staalrandje gleed langs zijn neus, een vinger streek over zijn bovenlip. Vogels armen ontspanden zich, zachte knokkels duwden zijn kin naar boven. Stemmen, heel ver, ruisten in zijn oren. De kwast klapte weer over zijn gladde kaken.
Vogel keek in de spiegel, glimlachte, knikte. Zijn huid tintelde, trok zich samen, werd vochtigijskoud. Witte doekpunten fladderden onder zijn ogen. Vingers spreidden zich over zijn achterhoofd; hij liet zijn kin op zijn borst zinken.
De tondeuse ratelde, zoemde. Vloepapier kriebelde in Vogels nek, hij schudde zijn hoofd schouderschokkend heen en weer. De trillende tandjes streken over zijn slapen, achter zijn dubbelgevouwen oor langs, omlaag, tot op zijn boord. Schoenzolen piepten, nylon knisterde tegen de stoel. De binnenzijde van een weke hand drukte zijn wang naar links. Fijne schaarpuntjes prikten in zijn oor. Vingers sloten zich om de sluike lokken op zijn voorhoofd, donkere, hier en daar grijs overwaasde plukken haar dwarrelden langs zijn netvlies. Vogel kneep zijn ogen weer dicht, zuchtte diep; zijn borst deinde gelijkmatig op en neer. Een kam gleed over zijn