zijn keel beweegt, zijn snavel beeft
alsof hij in zichzelve sprak.
Thalia de Muze van het blijspel en het herdersdicht, afgebeeld met klimopkrans, thyrsusstaf en komisch masker.
Thesis in een versvoet: de niet, of zwak beklemtoonde lettergreep.
Threnodie in de klassieke Griekse dichtkunst: klaagzang voor de doden. Klaaglied, rouwlied.
Tmesis het scheiden van een samengesteld woord door een ertussen geplaatst woord:
‘Schraap en droog mij op uw moederschoot en
spreid’ zo jammert hij, ‘mij voor
uw warme, spreid mij’ jammert hij,
‘spreid mij voor uw warme
haard’ jammert hij baarloos in je rode oor.
Topos vast cliché, denk- of uitdrukkingswijze, meestal uit de klassieke literatuur afkomstig en van de laat-latijnse literatuur overgenomen door de literatuur van Middeleeuwen, Renaissance en Barok. De term - afkomstig van de Romanist Ernst Robert Curtius - is vooral voor het onderzoek naar traditie en oorspronkelijkheid in de poëzie van groot belang gebleken. Zo was bijv. het poëtisch thema van het ‘lieflijke landschap’ met zijn coulisse-achtige enscenering van murmelende beekjes, gezang van vogels enz., eeuwenlang een vaststaand thema dat, in allerlei variaties, tot in de modernste poëzie wordt aangetroffen.
Toppenvers accentvers, zie aldaar.
Triad in de klassieke Griekse dichtkunst een groep van drie lyrische coupletten: de strofe, de antistrofe en de epode. O.a. bij Simonides en Pindarus.