Inleiding
De bedoeling van dit lexicon is, diegenen die zich, om welke reden dan ook, interesseren voor of bezighouden met dichtkunst, in kort bestek informatie te verschaffen over in de poëzie gebruikte termen en begrippen. Bij het samenstellen ervan hebben mij drie idealen voor ogen gezweefd: volledigheid, helderheid en bondigheid. Doch het gaat ook hier als elders in het leven: zodra men zich idealen gaat stellen, beginnen de moeilijkheden. Wat de volledigheid betreft: naast die termen en begrippen die er absoluut in moesten en die, welke er overduidelijk niet in thuis hoorden, waren er legio, die tot de grensgevallen moesten worden gerekend, waarover twijfel en dus discussie mogelijk was en is. Wat de beoogde helderheid aangaat, die nauw met de nagestreefde bondigheid is verweven: ik heb getracht de omschrijvingen en definities zo kort mogelijk te houden en ze, waar mij dat maar dienstig leek, door voorbeelden verder te verduidelijken. Deze voorbeelden zijn zo veel mogelijk gekozen uit recente Nederlandse poëzie, niet slechts omdat dit de poëzie is waarmee de meeste in verzen geïnteresseerde lezers zich het veelvuldigst bezighouden, maar ook om te benadrukken, dat de materie, die in dit lexicon ter sprake komt, een nog altijd springlevende materie is. Bij het kiezen van de voorbeelden heb ik naar het voorbeeld en niet naar de dichter gekeken; daarnaast heb ik, vanzelfsprekend, het gemakkelijkst kunnen putten uit die dichters, met wier werk ik het meest vertrouwd was. Vandaar dat men niet