| |
| |
| |
XII Een pianodompteur in leven en werken
It's called Lewis Boogie, in the Lewis way
Een willekeurige dag in 1984: op vrijdag 11 mei kreeg de televisiekijker nòg een snippertje te zien van het Everly Brothers' Reunion Concert en daarna een aflevering van de botsautoserie The Dukes of Hazard. Verbijsterd zal de rockvriend plotseling Roy Orbison op zijn scherm hebben aangetroffen. Roy zong een oude wereldhit in een ongelukkig makend decor. De zanger was uiteraard in het zwart gekleed en droeg enkele belachelijke bijouterieën om de nek. Tot mijn verdriet zag ik dat ‘The Big O's halspartij het aanzien had gekregen van een verkreukelde vaatdoek. Zes dagen later zag ik voor de zoveelste maal Priscilla Beaulieu Presley haar rol van de sullige Jenna Wade in Dallas spelen. Wat ik mij steeds afvraag als Bobby Ewing zoenspelletjes met Jenna doet, is of Bobby beseft dat hij de vrouw kust die van haar veertiende tot haar achtentwintigste jaar de vriendin, verloofde en ten slotte echtgenote van King Elvis was. Zou Bobby tijdens een opnamepauze wel eens aan Priscilla vragen: ‘Hoeveel drugs gebruikte Elvis nou eigenlijk op het laatst?’
Bovenstaande drie voorbeelden geef ik om het probleem van ‘het werkelijkheidsgehalte in en van de muziek’ aan de orde te stellen. In de literatuurtheorie is het een druk bestudeerd onderwerp, maar in de muziek wordt het nagenoeg niet besproken. Houden de Everly Bros. weer ècht van elkaar? - Ze keken mekander zo lief aan op tv. Méént Roy Orbison die liedjes nou? Om het probleem nauwgezetter te omschrijven: mag de luisteraar enige biografische waarde ontlenen of toekennen aan Jerry Lee Lewis' ‘Born to loose’? Het vraagstuk bij j.l.l. is iets eenvoudiger dan bij de Stones, bij voorbeeld, j.l.l. heeft immers nauwelijks
| |
| |
zelf nummers of hits van artistiek belang geschreven. Zijn mooiste en beroemdste nummers werden door anderen gedicht en gecomponeerd. Een direct autobiografische betekenis kunnen de composities die hij zong nauwelijks hebben. Maar welke betekenis moeten wij toedichten aan het feit dat The Killer, gescheiden van zijn tweede bruid en verliefd op zijn derde, Myra, in de aan het nieuwe huwelijk voorafgaande tortelduifperiode vijftien versies van het (door twee anderen geschreven) nummer ‘Great balls of fire’ opnam (6-8 oktober 1957)? Dit nummer, een explosie van hartstocht, kent de regels:
You shake my nerves and you rattle my brain.
Too much love drives a man insane.
You broke my will, but what a thrill.
Goodness gracious, great balls of fire.
In 1982 publiceerde Myra Lewis haar in samenwerking met Murray Silver geschreven gedenkschriften Great balls of fire! The true story of Jerry Lee Lewis. Het hoofdstuk over het huwelijk draagt de titel ‘Great balls of fire’. Kortom: men zou zo langzamerhand gaan vermoeden dat de song enige (auto)biografische betekenis heeft voor Myra en The Killer. Indien er boven een rouwadvertentie een gedicht van een poëet staat, mag men toch aannemen dat de betreurde man of vrouw enig gevoel zal hebben gehad voor de geciteerde dichter?
De studie van de r&r wordt inmiddels gedwongen tot serieusheid en degelijkheid sedert de archieven van de platenmaatschappij die bijkans de gehele vroege rock schraagt - Sun Record Company -, werden opengegooid en uitgegeven. Werd de liefhebber in 1984 verwend met de vijfdelige platencollectie plus documentatie Johnny Cash and the Tennessee Two. The Sun years, in 1983 verscheen de cassette met twaalf elpees en een wetenschappelijk verantwoord boekwerk Jerry Lee Lewis. The Sun years (209 opnamen, met bijgeleverde informatie over orkestbezetting, datum van opname et cetera). Een groot deel van de nummers is nooit eerder op de plaat verschenen. In 1983 zuchtte
| |
| |
heel Killers' fanship: ‘We kunnen van voren af aan beginnen.’ En dat kònden we! Ik en de rest van ‘Killersworld’ hingen lange nachten aan de hoofdtelefoon, beluisterden deze schatkamer van gestopte opnamen, gesprekken met bandleden, verschillende versies en bestudeerden sessiedata. Wat de Max Morris-editie is in de Goethe-wereld- hij gaf de werken van de jonge Goethe voor de eerste maal tekstkritisch op een behoorlijke manier uitdat is de Sun-elpeebox voor de Lewis-kunde.
Hoe de Killer-vriend Myra's memoires moet benaderen, ligt wat moeilijker. Myra en haar co-auteur hebben de valse weg gekozen van het lofdicht met venijn. Myra houdt nog steeds van Jerry, al is zij nu reeds lang van hem gescheiden èn hertrouwd, maar vertelt ondertussen wel de gemeenste (en ongetwijfeld ware) details over hun huwelijk. De foto waarop het gescheiden echtpaar trots staat afgebeeld naast het enige kind dat uit hun huwelijk bleef leven, Phoebe, is Myra's wraak. Phoebe behaalde in 1981 haar middelbare-schooldiploma en de ouders, die beiden reeds een huwelijk verder waren, troffen elkaar weer aan weerszijden van Phoebe, die zo'n belachelijk Amerikaans professorenpetje op het hoofd heeft. The Killer draagt een soort wild-westkostuum en Myra (die in 1944 geboren is) heeft een grijze krullebol.
Op record 4 van de genoemde Sun-box gaat aan een heidens verliefde versie van ‘Great balls of fire’ een bij toeval opgenomen discussie tussen j.l.l. en Sun-baas Sam Phillips vooraf. Een krankzinniger gesprek over de theologische aspecten van de rock and roll heb ik nimmer gehoord!
Het is een grote vergissing te veronderstellen dat deze zanger en pianodompteur religieuze aanvallen kreeg in de herfst van zijn leven. O nee! j.l.l. was vanaf het begin van zijn carrière een godvruchtig èn echtbrekend mens tegelijk. Hij bezong Jezus en pleegde een uur daarna een misdaad. Hij zoop zich klem, maar riep de Heer aan. Er zit een zekere gekte in de plaatopnamen van Jerry Lee Lewis. Zijn muziek wordt bij uitstek hypomaan, hysterisch, maar nog nèt beheerst, pianodiesel met oerwoudgezang, pompend bijna doodgaan, de hel op aarde genoemd... Wat heeft men allemaal niet geschreven over The Killer!
| |
| |
‘Zijn grootste kracht ligt in de benadering van een song,’ stelt Peter Guralnick in Feel like going home in blues and rock 'n' roll. Dat klopt, j.l.l. die immers eigenhandig nauwelijks goede songs heeft geschreven, is in staat andermans lieflijke liederen te verdiaboliseren. Van onschuldige puberpoëzie maakte hij een ontmoeting met satan.
The Killer komt in alle boeken die er over hem geschreven zijn, zelfs in het wat tamme Whole lotta shakin' goin' on van Robert Cain, naar voren als iemand die het vooral moet hebben van zijn interpretatie, zijn stage-act, zijn regelrechte grofheid, afgewisseld met sentimentele strapatsen, en zijn morbide levenswandel, welke ingrediënten allemaal in zijn muziek vervat werden. Zijn stijl is weliswaar wat het pianowerk betreft nogal beïnvloed door dat van Moon Mullican (1909-1967; de uitvinder van het tweevingerig pianospel), maar Lewis heeft Mullican's honky-tonk uitgebouwd tot hell-fire. De ‘riedels’ van Lewis, meestal uitgevoerd met elleboog of laars, zijn grover. Zijn in wezen uiterst simpele pianogebruik lijkt nog het meest op klavierdrummen. De accenten die Jerry geeft zijn immens zwaar aangezet en, niet in het laatst, hij wist zich in de Sun-jaren te omringen met meer dan uitstekend orkestpersoneel.
Scotty Moore, bij voorbeeld, een van 's werelds grote gitaarhelden, die derhalve een plaats heeft veroverd in het compendium van John Tobler en Stuart Grundy, The guitar greats. Ook na Lewis' val wist de bruut zich herhaaldelijk te omringen met bekwaam personeel. Zo werd hij in het begin van de jaren zestig begeleid door Ritchie Blackmore, die zijn sporen tevens zou verdienen bij Gene Vinent en Mike Berry. Scotty Moore zou vooral de geschiedenis ingaan als ‘the great unsung hero of Elvis Presley's life’ - zoals Elvis-biograaf Jerry Hopkins hem noemde. Waarmee de curieuze relatie Elvis-Lewis ter sprake is gekomen.
j.l.l. bewonderde Elvis, maar wilde hem ook naar de kroon steken. Er was daartoe alle kans toen Elvis in dienst ging: januari 1958. Helaas maakte j.l.l. een paar maanden later zijn diepe, peilloos diepe val door het bekend worden van zijn al vaak genoemde huwelijk. De haat-liefdeverhouding tussen Elvis en j.l.l. be- | |
| |
stond op 4 december 1956 nauwelijks. Toen nog zaten vier heren wat te spelen in de Sun-studio's te Memphis. Sedert jaar en dag is deze sessie bekend als The Million Dollar Quartet Session. De deelnemers waren Elvis, Carl Perkins - die vaker als gitarist bij j.l.l. is te horen Johnny Cash en The Killer himself. Het gehannes rond het op de plaat uitbrengen van deze tot de verbeelding sprekende sessie duurt nu al meer dan een kwarteeuw. In 1978 kwam de elpee Duets. j.l.l. and friends uit. Later bleek dat de Elvis die hierop zong een valse Elvis was. Een imitator, zogezegd.
In 1980 weer wat anders: een rommelige elpee Trio + j.l.l., Charlie Rich, Carl Perkins and friends. In 1981 eindelijk de echte elpee: The million dollar quartet. Maar deze langspeler bevatte het oninteressante restmateriaal van de sessies en is het beluisteren nagenoeg niet waard. Het getob met rechten, originele en valse opnamen zal het volgende decennium met gemak halen. ‘En de fan is de dupe,’ schrijven de fanclubbladen ontroostbaar.
Terug naar j.l.l., zijn oeuvre en de eventueel autobiografische aspecten van zijn muziek. Voor de big bang nam de zanger zijn prachtige ‘Milk-shake mademoiselle’ op. Was het toeval dat er in dezelfde tijd een foto werd genomen van Myra met een milkshake? Wat was er eerder: de milk-shake of Jerry's plan om dit nummer op te nemen? De opname van de door Chuck Berry geschreven, klassieke rock-song ‘Sweet little sixteen’ vond plaats op 5 juni 1962. Zong de gekwelde Killer zijn vrouwtje toe? (Myra was inmiddels zeventien, maar Chuck Berry had nu eenmaal ‘sixteen’ geschreven.) De 5 juni 1962-versie van dit nummer is een van de laatste hoogtepunten des zangers vroege rockcarrière, die toen eigenlijk, zoals de lezer weet, voorbij was. Maar wat een prachtige uitvoering! The Killer zingt temerig, de basgitaar van J.W. Brown rolt het nummer binnen en ondersteunt de song basaal. De schitterende vondst op dit nummer is een schrijnend orgeltje, bediend door Shirley Sisk, dat wordt overspeeld door de pianomartelingen van Lewis.
Toen Jerry in zijn latere jaren zou terugkeren naar het country and western-idioom, nam hij bijna geen nieuwe r & r-num- | |
| |
mers meer op. Ondanks dat was hij wel in staat enkele prachtige versies van eerder opgenomen songs te vervaardigen. Bij voorbeeld het al eerder genoemde ‘Too young’ dat hij naar de toppen van de rock-ladder zong, nadat het een jaar eerder door kwijlebabbeltje Donny Osmond in de Engelse en Amerikaanse hitparade was gekwijld (1972; zie Stephen Nugent e.a. Rock File 3, p. 192).
Er zijn méér redenen om aan te nemen dat de songkeuze van j.l.l. door zijn treurige levensgang werd bepaald. Myra's memoires leggen daar herhaaldelijk getuigenis van af. De vraag dringt zich nogmaals op hoe de lezer deze memoires heeft te beschouwen. Heeft hij hier te doen met een roddelzuchtig broddelwerk of een serieuze studie van een rock and roll-leven? Ik meen uiteindelijk het laatste. Co-writer Murray Silver heeft de research voor het boek gedaan en de gehele Lewis-familie (minus The Killer) gesproken. Voorts - en dat is heel wat in Amerika - is de uiteindelijk in druk verschenen versie niet door j.l.l. gerechtelijk aangevochten. Een waarachtig ‘r&r Life’! Dat geeft Myra in haar boek. In voor- en (vooral) tegenspoed, maar... rock and roll was here to stay! De zanger haalt zijn lid uit de broek, schrijft Myra; op dat moment speelt ze zelf nog met een poppenhuis (‘Sexy ways’, 1972). Myra krijgt haar eerste huwelijksles van Jerry: raak nooit met je lijf een andere man dan mij aan, ook niet als je naast een lid van mijn band in de auto zit (‘Shame on you’, 1957).
Een Killers-leven: hij slaat uit jaloezie - zonder enige reden overigens - Myra tegen de grond en schrijft haar vervolgens een briefje uit Waikiki, Hawaï, waarin hij overloopt van spijt. Myra is zo vriendelijk het integraal in haar bitterzoete boekwerk te citeren. Februari 1958 pent de op 29 september 1935 te Ferriday, Louisiana geboren zanger aan zijn vrouw: ‘My dearest dearest dearest Darling, [...]. Darling I sure do miss you [...]. Oh Myra I love you with all my heart [...]. Baby [sic] we're going to have such a beautiful life together, we're going to be so happy too [...]. May God watch over you, pray for me, your husband, Jerry Lee Lewis.’
Het liep dus allemaal anders af. Chaos. Zelfs in de literatuur omtrent The Killer en al zijn vrouwen bestaat uitermate veel on- | |
| |
duidelijkheid. Elke datum kan vervangen worden door een andere. Een kenner van j.l.l.'s leven wordt vanzelf een specialist op het bizarre terrein van het veelsoortige Amerikaanse echtscheidingsrecht. Wat bigamie is in de ene staat, heet ontrouw in een aangrenzende staat. Het kleine, timide mannetje dat ik ooit in Amsterdam een hand gaf, stond èn garant voor een wereld van rock and roll-misdaad, van intens vrome adviezen èn van een muzikaal vermogen dat monumentaal moet worden genoemd. Twee regels uit een zelfgeschreven nummer (1957):
It's called Lewis Boogie, in the Lewis way.
I'm gonna do my little boogie woogie everyday.
| |
De killer en de heer (voorjaar 1987)
‘We reden op die motorfiets naar de kerk en terug. Het was een verdomde machine! Jimmy en ik reden er eens mee op een stelletje koeien in, shit! We sloegen tien keer over de kop; ik rolde de ene kant op, Jimmy de andere, maar Jimmy had natuurlijk weer niks,’ citeert Robert Palmer in Jerry Lee Lewis rocks! (1981) Jerry Lee Lewis. Met ‘Jimmy’ wordt bedoeld Jimmy Swaggert, Lewis' neefje dat zo overtuigend in het nieuws kwam als perverse televisiedominee. Dat Swaggert nu pas door de mand is gevallen, verbaast mij want wie als jeugdvriend en neefje Jerry Lee Lewis heeft gehad, heeft bij voorbaat een abonnement op de hel.
De belangrijkste bronnen tot het leven en geloven van j.l.l. zijn, buiten het bovengenoemde boek, Myra Lewis-Brown's memoires Great balls of fire! The true story of Jerry Lee Lewis (1982) en Nick Tosches' Hellfire. The Jerry Lee Lewis story (1982). In het algemeen wordt aangenomen dat, ondanks het feit dat j.l.l. zich zelf nog steeds als diepgelovig beschouwd, neefje Jimmy toch geen blijvende invloed op de rocker heeft kunnen uitoefenen. Terwijl Jimmy immers steeds fanatieker de huwelijkse trouw en de zuiverheid predikte, werd de nu tweeënvijftigjarige j.l.l. een steeds grotere boef.
| |
| |
Jimmy was al vroeg geloofsijverig. Hij vertelde, volgens Tosches, j.l.l. over God en Zijn voordelen toen ze, met nog een ander neefje, in de zomer van 1943 talloze fietstochten maakten. Na afloop bezochten ze graag de bioscoop, maar Jimmy ging bijna nooit mee omdat hij films zondig vond. Jimmy meende dat films aanzetten tot lichtzinnig gedrag. Dat was natuurlijk overdreven, want de films die in de Tweede Wereldoorlog in Ferriday, Louisiana, werden vertoond, waren buitengewoon preuts en uitgesproken aseksueel.
j.l.l. en Jimmy gingen samen op pianoles. Myra Lewis-Brown schrijft over die periode: ‘Jimmy was beleefd en oplettend, j.l.l. het tegenovergestelde. Jimmy speelde gewoon, maar j.l.l. had de neiging in ieder pianostukje leven te pompen. Of het nou een wals, een toonladder of een kerstliedje was.’ Toen de oorlog ten einde liep, gebeurde er volgens Myra Lewis-Brown het volgende: ‘Jimmy en j.l.l. groeiden uit elkaar. Jimmy werd een serieuze student en ging trouw twee keer per week naar de kerk. Hij deed niet meer mee aan de nachtelijke uitspattingen en voerde als excuus aan dat hij zijn huiswerk moest maken of dat hun eerdere avonturen het daglicht eigenlijk niet hadden kunnen verdragen [...] Jimmy deed verschillende pogingen zijn neef op het rechte pad te brengen en j.l.l. ging wel eens mee naar de kerk, maar liet het eindelijk toch afweten. Jimmy drong te fanatiek aan op de bekering en verlossing van zijn neef.’
Het laatste zinnetje heb ik cursief geschreven omdat het het Swaggert/Lewis-complex zo raak weergeeft. Jimmy drong zo hard op de bekering van zijn neef aan en werkte zo gedurig aan zijn eigen godsvrucht dat Jerry uit reactie steeds gemener werd; hij begon zijn neef een slijmbal te vinden. Als reactie dáár weer op omarmde Jimmy zijn eigen geloof steeds inniger. In de jaren zeventig zouden de neefjes hun eigen massief-religieuze weg gaan. Jimmy Swaggert werd de meest fanatieke en de rechtzinnigste dominee ter wereld, maar zou ondertussen - zoals in februari 1988 bekend werd - in het geniep pornografie beloeren en hoeren sadistische spelletjes voor hem laten spelen. Jerry Lee Lewis ging een iets andere weg op: hij mishandelde minstens
| |
| |
één vrouw tot de dood erop volgde en sloeg menige interviewer of hotelkamer, wel of niet onder invloed van de drank, in elkaar. Toch bleef j.l.l. van zijn vroomheid getuigen.
Zelfs grammofoonplaten begon hij te ontsieren met religieuze gospels en menig concert dat hij gaf werd uitsluitend gevuld met zacht-rockende gospels; ik heb het helaas zelf vaak genoeg aan moeten horen. Een voorbeeld: in 1986 werd er ter gelegenheid van j.l.l.'s dertigjarig artiestenjubileum een plaat uitgebracht waarop weliswaar enkele moderne versies van zijn rockklassiekers stonden, maar helaas ook gruwelijke liederen als ‘Speak a little louder to us Jesus’ (een eigen compositie) en Why me, Lord?’.
Op beide gezongen vragen heb ik voor j.l.l. een antwoord: Jezus heeft al hard geschreeuwd tegen jou via je neefje. En waarom jíj juist de klos moest zijn? Dáárvoor moet je ook bij je neefje wezen. Kortom: twee neefjes uit een betrekkelijk asociaal milieu gingen aan God kapot. Jimmy Swaggert viel onlangs diep; Jerry Lee Lewis al veel eerder. Van j.l.l. zullen echter ten eeuwigen dage ‘Whole lotta shakin' goin' on’, ‘Great balls of fire’ en ‘High school confidential’ overblijven. Van Jimmy waarschijnlijk niets, helemaal niets.
|
|