| |
| |
| |
VI Een leven voor The King
Het machtige leger van de ‘Elvisians’
The King. Zelden is er iemand geweest die over rock and roll-muziek zo weinig oorspronkelijks wist te vertellen als The King. Daarentegen heeft The King als geen ander de r&r groot, meeslepend en majestueus gemaakt. Ik heb zelf wel eens de neiging hem te vergelijken met Buddy Holly of Carl Perkins, maar moet - eerlijk is eerlijk - toegeven: Holly en Perkins zijn hele, hele grote rockmannen, maar The King staat op eenzame hoogte.
Welzeker: hij heeft drakerige kerstliederen gezongen, Las Vegas-trash, liederlijke routinesongs, maar als je die muziek afspeelt, hoor je op de achtergrond toch altijd ‘Heartbreak hotel’, ‘Jailhouse rock’, ‘Good luck charm’ (hits uit achtereenvolgens 1956, 1957 en 1962) opklinken. Wat hij tussen 1956 en 22 september 1958 muzikaal presteerde - en ook daarna nog - is zowel ongelooflijk als nauwelijks te overschatten. Op 22 september 1958 scheepte hij zich in op de Military Ocean Terminal te Brooklyn n.y. Hij vertrok als soldaat naar Duitsland: een legerband speelde bij zijn afscheid op martiale wijze zijn hits ‘All shook up’, ‘Hounddog’, ‘Don't be cruel’ en nog drie andere succesnummers. Het Amerikaanse leger verbande hem naar Duitsland en hij zou na terugkomst in de u.s.a. nooit meer het r&r-niveau halen dat hem tot ‘Koning’ maakte en nog dagelijks maakt. Toen hij op 16 augustus 1977 stierf, verloor de muzikale genieter een groot entertainer. De r&r-fan was Elvis reeds langer kwijt, maar rouwde toch intens om zijn heengaan.
Elvis Aaron Presley was zijn naam. Geboren op 8 januari 1935. Zijn tweelingbroertje Jesse Garon stierf bij de geboorte. Geluk- | |
| |
kig maar, twee Presley's zou de wereld niet aangekund hebben. Het eerste plaatje dat hij maakte (een cadeautje voor zijn moeder) was getiteld ‘That's all right mama’, zijn eerste grote hit ‘Heartbreak hotel’. Zijn moeder en de liefde - ze zouden Elvis opbreken. De dood van zijn moeder op 14 augustus 1958 heeft Elvis eigenlijk levenslang in ontreddering gelaten. Zijn tumultueus en tragisch liefdesleven (hij zocht moeders in meisjes; nog steeds zoeken moeders, tevergeefs, een minnaar in Elvis) maakte van hem in zijn laatste levensjaren een karikatuur.
Als componist-tekstdichter is Elvis van gering belang. Ofschoon hij buitengewoon muzikaal was, kon hij geen noot lezen. Zijn muzikale en muzikaalhistorische uitspraken en opvattingen waren triviaal, dom of ronduit belachelijk. Men kan dat nazoeken in de onvoorstelbaar omvangrijke Elvis-literatuur of in het samenvattende Elvis in his own words.
Het zal een gestaalde Elvis-vriend geen plezier doen, maar het is natuurlijk wèl waar: Elvis was een niet bijster intelligente man, hij is het speelgoed nooit ontgroeid. Weliswaar bestond zijn speelgoed uit een kostbaar wagenpark, maar (miljonairs) speelgoed bleef het. Zijn hit uit 1957 ‘[Let me be your] Teddy bear’ is veelzeggend. Evenals het hondje dat Elvis in oktober 1960 aanschafte en dat de naam Teddy Bear kreeg. Overigens komt men dit hondje in de literatuur ook wel tegen onder de naam Zizipompom.
Boerenslimheid kan de zanger ondertussen nauwelijks worden ontzegd. En wat hem in geen geval ontzegd kan worden, is zijn fabelachtig gevoel voor drama. Zou men Roy Orbison kunnen verwijten dat hij soms een op hol geslagen hysterische aanjager was, Buddy Holly dat hij bij tijd en wijle te veel verkneuterde, de Everly Brothers dat zij te veel poetskatoen in hun muziek deden (men hoort het mij allemaal niet zeggen!) -, de dramatische dictie van Elvis is onbetwist van ongekende grootheid en emotie. In zijn r&r-periode heeft hij songs op de plaat gezet waarin muzikaliteit, tekstbehandeling en orkestratie op zo'n geniale wijze samengingen dat er sprake was van een hartstochtelijk wonder. Zonder dat men kan zeggen of aanto- | |
| |
nen dat Elvis er zijn eigen hart bij uitstortte. Er is bij Elvis nooit sprake van autobiografisch getinte songs. Hij was gewoon de vakman van het rock and roll-drama. Wat Sarah Bernhardt was voor de negentiende-eeuwse bühne, dat is Elvis voor het rocktheater van de twintigste eeuw: zijn overtuigendste vertolker.
Er is bijkans niets zinlozer dan muziek op papier uitleggen. Een poging: een van de meest fantastische voorbeelden van Elvis' muzikaal kunnen is zijn opname van het door Dave Bartholomew en Pearl King geschreven nummer ‘One night’. In oktober 1958 uitgebracht, werd het al spoedig een internationaal succes. De tekst is obligaat, kort en eigenlijk wat plat: ‘One night with you is what I'm now paying for. The things that we could plan would make my dreams come true [...].’ Elvis heeft dit lied gezongen tegen een muur van traag gitaarbeton, dreunend slagwerk en met een stem zó fors, zó rauw klagend dat ik ‘One night [with you]’ een absoluut meesterstuk van verlangen wens te noemen. Als r&r alsnog zou moeten worden ontdekt, dan beval ik ‘One night’ als vindplaats aan.
Het leven van Elvis Presley is genoegzaam bekend. Het lijkt mij onnodig hier over zijn muziek en wedervaren verder uit te wijden. Het fanclublid kent zijn clubblad en elke Nederlander ten minste twee Elvis-muziekjes.
Het leven van Elvis werd na zijn dood het onderwerp van ten minste honderd biografieën en scandaleuze studietjes. Het bekendste levensbericht schreef Albert Goldman: Elvis, dat ook in het Nederlands werd vertaald. Deze als ernstig bedoelde biografie van 598 bladzijden beperkt zich tot een zuipende, gedrogeerde en seksueel uitspattende Elvis. Aan Elvis als musicus besteedt Goldman nauwelijks aandacht; hij zegt zelfs in zijn boek niet van Elvis' muziek te houden.
Tientallen andere Elvis-boeken zijn niet veel beter; ze zijn tragisch of curieus. Dat de lijfwachten van Elvis hun herinneringen publiceerden, is tot daaraan toe, maar als de lijfwachten van de lijfwachten naar de pen grijpen, vraagt een niet draagkrachtige
| |
| |
Elvis-collectioneur zich af wanneer er een einde aan de Elvis-mania komt.
Marty Lacker, lijfwacht, c.s. schreven het krankzinnige Elvis portrait of a friend. Elvis kan dood en wel beslist niet gelukkig zijn met een vriend als Lacker; de kwaadaardigheid druipt uit het boek. Elvis' privé-secretaresse maakt het minstens even bont met haar valse My life with Elvis. Jac. L. Tharpe stelde een uitermate vreemd werkje over Elvis samen. Hij verzamelde vijftien artikelen in Elvis. Images and fancies, waaronder Nitaya Kanchanawans vreemdsoortige opstel ‘Elvis, Thailand, and I’. Over Elvis, die Thailand nimmer bezocht, wordt opgemerkt: ‘Elvis was just a human being in that he was not perfect. He was happy and unhappy; he did right and wrong.’ Ik wil graag aannemen dat de lezer zulks reeds vermoedde.
Indien de lezer echter Goldman's boek omzichtig hanteert en verder de twee werken leest die Jerry Hopkins aan The King wijdde (1972, 1980), dan krijgt hij een betrekkelijk afgerond, maar droefgeestig, beeld van Elvis. In een van de weinige nummers waarvan Elvis co-auteur was, zong hij (1956):
Love me tender, love me sweet, never let me go.
You made my life complete, and I love you so.
Love me tender, love me true.
Dit verzoek zou in Elvis' liefdesleven weinig gehoor vinden. De fans - die een verhouding hadden met Elvis, maar met wie Elvis uitermate afstandelijk omging - begonnen na zijn dood een eredienst die zijn weerga in de geschiedenis niet kent. Ze pleegden grafschennis, ze publiceerden een Elvis-encyclopedie (All about Elvis; één trefwoord: ‘ull 501 - California license plate number of Elvis' Rolls-Royce’), ze hielden en houden Elvis Memorial Days en ze zullen nooit verzaken The King te vereren.
Ook in Nederland heerst er een levendige Elvis-cultus. De ter ziele gegane Rotterdamse Elvis-fanclub organiseerde feesten, die eerder tragisch dan feestelijk waren. Vrouwen op leeftijd die
| |
| |
weenden tijdens de vertoning van Elvis-films, heren verkleed als Elvis, stalletjes koopwaar met Elvis-spiegels, -badhanddoeken, -beelden, -sjaaltjes - ja, ach wat niet! De enige nog bestaande ‘Amsterdamse’ fanclub - redactioneel gevestigd in Rotterdam - heeft het altijd wat rustiger aan gedaan, maar was in januari 1984 wel toe aan de honderdeenenzestigste aflevering van It's Elvis Time. Ondanks dat alles is de Nederlandse Elvis-liefde koel te noemen. Wat er gebeurt in en om Graceland, Elvis' woonhuis in Memphis, 3764 Elvis Presley Boulevard, valt slechts in één woord samen te vatten: hysterie.
Tot 1983 leefde ik in de veronderstelling dat ik enig inzicht had in de exceptionele liefde van de fans voor hun Koning. Ik kende enkele letterkundige uitingen over Elvis, ik had de grammofoonplaten met gezongen rouwbeklag in huis, maar had nog nooit gehoord van uitgeverij Exposition Press, Hicksville, New York. Tot nu toe heb ik drie uitgaven van dit uitgevershuis kunnen verwerven. Uit deze publikaties klinkt een dramatische muziek omhoog. ‘Tragic Tender Love’!
De uit Hongarije gevluchte en in Canada woonachtige Ilona Panta deed in 1979 haar Elvis Presley, king of kings, who was the real Elvis? het licht zien. Mevrouw Panta ziet er op de stofomslagfoto uit als een bijrolletje in een Robert Stolz-operette. Ze bezit bovennatuurlijke gaven en heeft Elvis gedurende enkele jaren schriftelijk gewaarschuwd voor allerlei onheil. Elvis schreef niet terug. Hij telefoneerde evenmin, ondanks Ilona Panta's dringende schrijven van 11 december 1976: ‘Dear Elvis [...] I want to rescue you from unseen future tragedies still hidden from you [...]. Please phone me at your earliest opportunity at Area Code 416, telephone 786-2297, Newtonville, Ontario, Canada.’ Elvis heeft nimmer gereageerd. Als hij naar Ilona Panta geluisterd had, was hij nu niet dood geweest. Haar boek bevat enkele vaag erotische Elvis-verzen.
Joan West Buchanan's Elvis, his life and times in poetry and lines bevat uitsluitend verzen. Weliswaar van het Willy Alfredogenre: ‘Elvis is een goeie man, dat kun je zo wel zien, hij blijft in de eeuwige top-tien’, maar tòch, poëzie.
| |
| |
De dichteres, een lachende vijftigster, draagt haar bundel op aan, hoe kan het anders, ‘Elvis Aaron Presley 1935-Never’. In het voorwoord verklaart de poëte: ‘Elvis was a gift of god.’ Ik wil slechts vier regels van West's poëtasterij citeren, bladzijde 23, de eerste regels uit het lied ‘The King’:
He was a King in every respect.
And his appearance was always majestic.
His behaviour was above reproach;
His white Cadillac was his ‘Golden Coach.’
Mevrouw Janice M. Schrantz Cabaj verwende de Elvis-liefhebber in 1982 met haar The Elvis image, backstage interviews with the men who impersonate Elvis. Mevrouw Schrantz is een allerzieligst geval. Ze werd pas laat aanhangster van de Elvis-sekte. Door een verrekijker zag ze Elvis bij leven en welzijn tweemaal in stadions zingen. Klaarblijkelijk ging haar huwelijk te gronde aan haar hartstocht voor de held. Met haar zusje reist zij ten behoeve van haar boek Amerika af op zoek naar mensen die Elvis nadoen. Soms komt zij iemand tegen die Elvis uit de derde of vierde hand van horen zeggen heeft gekend. Daar doet zij dan omstandig verslag van. Cabaj's manier van interviewen houdt niets méér in dan haar eigen, langdradige en oversentimentele overwegingen met een eenvoudig ‘ja’ bevestigd te krijgen. In het nawoord van haar boek schrijft zij dat ze ‘eindelijk iets had gedaan dat haar werkelijk plezier deed, al die verrukkelijke vraaggesprekken!’.
Er bestaat een Elvis-elpee A date with Elvis (september 1959) waar Elvis in militair kostuum op de hoes staat afgebeeld. Ruim dertig jaar later hebben honderdduizenden fans nog steeds allerlei afspraakjes met Elvis. Via de grammofoonplaat, via paranormaal contact, via de dichtkunst, via van alles en nog wat. Men kan dat belachelijk vinden, maar ik behoor ook tot het machtige leger van de Elvisians.
Broek Helander noteerde in zijn The rock who's who over Elvis:
| |
| |
The biggest single attraction in the history of popular music.’ Ik voegde reeds vier jaar eerder daaraan toe (De Sonnetten, ‘I was the one’, blz. 24):
met Elvis word ik van jongen tot meneer
totdat ik dinsdagochtend lees,
ik doe de voordeur goed op slot
en draai de hele dag zijn zwarte overschot.
| |
De Elvis Presley-fanclubs in Holland (1979)
In Nederland zijn dus twee Elvis Presley-fanclubs. Twee clubs en twee bladen. It's Elvis time (iet) is het orgaan van de gelijknamige club. Een goed verzorgd, degelijk blad met wat serieuzige informatie voor de fan die hogerop wil. Plaatbesprekingen, verhalen over sessiemuzikanten, maar daarnaast genoeg foto's en roddel om de zaak een beetje sappig te houden. Het andere blad heet Elvisions en houdt er duidelijk een andere filosofie op na. Hier bereikt de eredienst voor het Idool pas echt grote hoogten. Onder de kop ‘Raar Maar Waar’ lazen we bij voorbeeld over de klemmende vraag ‘Zou psychische operatie Elvis hebben kunnen redden????’ (of de geciteerde Filippijnse wonderdokter uitkomst had kunnen brengen, wordt echter niet duidelijk). In een serie over Elvis' auto's wordt in afleveringen zijn gehele wagenpark beschreven (‘machtige informatie over Elvis Solid Gold Cadillac, volgende maand zijn bus’). In de rubriek ‘Shoppin' around’ kan men boeken, platen, maar ook glas-in-lood, theelepels en Elvis' legerplaatje bestellen. Het is allemaal te mooi om waar te zijn. Beide clubs houden tevens meetings met films, ruilbeurzen, tombola's en Elvis-imitators. Maar ze hebben ook een grondige hekel aan elkaar. Ik bezocht twee bijeenkomsten, onderzocht de scheiding der geesten en verkende het terrein, waarop de eredienst rond Elvis bloeit. Want rustig is het niet rondom de King. Na zijn dood minder dan ooit.
| |
| |
John Brus, voorzitter van iet: ‘Wie de echte fanclub is? Kijk eens in ons blad, honderdveertig nummers, ziet u wie de echte is, nou? Vier jaar geleden begon er iemand een handeltje in Elvis-artikelen en dat liep zo goed dat hij er een soort fanclubje van heeft gemaakt, Elvisions. Na een jaar had degene, die dat clubje begon, er geen tijd meer voor en deed hij het over aan Johan Giezen. Na Elvis' dood heeft deze laatste de zaak sterk commercieel aangepakt. Wij zijn rustig op onze stoel blijven zitten. We hebben gewoon afgewacht wat de fans wilden, we waren echt verlamd door de klap van Elvis' dood. Maar die Giezen heeft Elvis' overlijden uitgebuit. Doordat hij geen vaste baan had, kon hij radio en tv bewerken, tijdschriften enzovoorts. Heeft u dat Elvisions wel eens gezien? Pure flut! Nog erger dan Story, als je de teksten leest. Toegegeven, na Elvis' sterven is hij naar 4000 leden gestegen.
Wij hebben de kans gekregen om in De Doelen Elvis' laatste concert eenmalig te vertonen en dat is ònze doorstoot geweest. We zijn doorgeschoten naar tweeduizend leden. Luister eens, kwaliteit wint het altijd. We hebben bij Elvisions' drukker geïnformeerd, omdat we echt nieuwsgierig waren - ze zitten aan de 750 leden, een zaal van duizend man krijgen ze niet eens vol. Verleden week, toen kregen ze 490 man op de been. En wat zeggen ze? Duizend man! Chuck Memphis - een Elvis-imitator - heeft eens voor die Giezen opgetreden. Weet u wat-ie zei? Voor die Giezen treed ik nooit meer op, dat is een oplichter.
Dat Terry Lee in een Amerikaanse, nieuwe Elvis-film zou gaan optreden? Laat me niet lachen. Kolonel Parker is wèl bezig een film samen te stellen over Elvis' leven, maar daar zal hij uitsluitend authentiek materiaal voor gaan gebruiken. Ach, er zijn wel een paar schnitzelaars bezig een soort Elvis-filmpje te maken, maar dat wordt niks. Tuurlijk ga ik niet naar zo'n bijeenkomst van Giezen. Maar mensen vertellen ons erover. Nee, we praten niet met elkaar. Ik heb Johan Giezen eens gevraagd om op visite te komen, nou, hij is nog niet gekomen! Ik vind het verschrikkelijk, die ruzie, het is een blamage.
Al het geld dat we verdienen gaat in de club en het vertonen van films. Die Giezen doet aan zakkenvullerij, dat weet ik zeker.
| |
| |
Elvis is een mythe waarvan we nog geen 10% weten. Als er mensen van ons in Amerika zijn geweest, onderwerpen we ze aan een kruisverhoor: wat ben je te weten gekomen? Ik wil niet de waarheid over Elvis, ik wil alles over Elvis weten. Hoe was hij? Elvis interesseert mij niet alleen als zanger, maar ook als man. En dat al vanaf mijn elfde jaar, hoor! Ik ben nou tweeëndertig en ik zeg: het is de grootste zanger die ooit geleefd heeft. Toen ik vroeger zijn films zag, voelde ik dat hij mij een levensles gaf. Hij gaf mij een gevoel mee, zijn beleefdheid tegenover andere mensen. Ik zag karaktertrekken die ik bij mezelf ook tegenkom: opvliegendheid, maar ook ‘zacht’ tegen mensen kunnen zijn. Ik heb Elvis maar zeven keer zien optreden, maar mijn vrouw dertig keer. Die ging ieder jaar naar Las Vegas, zes uur in de rij staan, kaartje kopen, een halfgare biefstuk en dan kreeg ze na twee uur in de zaal wachten Elvis te zien. Elvis deed dingen, op de film en zo, die ik zelf had willen doen toen ik jong was: op de motorfiets springen, volgas wegrijden. Een blitse kar, een stelletje toffe meiden achterin.
Kijk, als ik een feestje geef, draai ik Corry en de Rekels, maar warm loop ik daar niet voor!
We hebben thuis twee linnenkasten vol met plaatjes, boeken en foto's. We leven niet in een Elvis-huiskamer, welnee. Alleen in de slaapkamer hebben we toevallig een hounddog, die hebben we van Kolonel Parker persoonlijk in Las Vegas gekregen.
In onze fanclub zit allerlei soort volk. Er zit zelfs een patholoog in onze club. Ik zal zijn naam niet noemen.’
Aldus John Brus, een wat gezette, beleefde man. Ik spreek hem op de Elvis-meeting, zestien september 1979 in het Philips Ontspanningscentrum in Eindhoven. Overal kraampjes met mooie dingen: de grote Elvis-spiegel voor vijftig gulden is een kunstwerk, en er zijn héél afgrijselijke buttons en beeldjes. Een video-set speelt permanent onbekende en bekende Elvis-films af. De grote filmzaal zit stampvol echte fans, ze klappen na afloop van een film. Hoewel Brus mij het tegendeel wil laten geloven, viert toch ook bij iet de commercie hoogtij. Een videobedrijf biedt per folder voor veel geld Elvis-banden aan. Bij aankoop van
| |
| |
twintig programma's, bij elkaar zo'n 4000 gulden, krijg je 10% korting. En welk videobedrijf biedt zulks aan? Juist ja, het bedrijf van John Brus, de niet-commerciële voorzitter van iet!.
Acht dagen eerder, in De Doelen in Rotterdam, heeft de andere club, Elvisions, zijn halfjaarlijkse bijeenkomst gehouden.
Johan Giezen aan het woord: ‘We zijn de enigste officiële fanclub. We hebben vroeger onder een andere naam gewerkt [iet, uiteraard, b.b.], maar die gaf zoveel kritiek, die stamde nog van de vorige voorzitter, dat we een andere naam hebben gekozen: Elvisions. De andere fanclub zag zich genoodzaakt onder die oude naam door te gaan, die denkt dat-ie de echte is! We proberen deze fanclub een ‘club’ te houden. Je moet contact met je leden houden. Praten met iet heeft geen zin. Verder wil ik over die club geen woord vuil maken. Wij hebben nu 3800 leden.
Terry Lee treedt vanavond voor ons op. Die imiteert Elvis niet, die interpreteert Elvis. Wat Jack Jersey doet, dat is toch niks! Ach ja, ik heb een stuk geschreven achterop zijn Elvis-plaat, maar dat had een andere bedoeling: reclame voor onze fanclub.
Wij hebben leden vanaf vier maanden, die door de ouders worden opgegeven, tot en met zesentachtig jaar! Ik heb veel voor Elvis over, maar kan ook best kritisch zijn. Die man heeft zoveel platen gemaakt, er moet wel wat minders tussen zitten. Verschrikkelijk, ja, ik zou Elvis een paar dagen na zijn dood ontmoet hebben, je begrijpt me wel. Toen heeft Vernon, de vader van Elvis, gezegd: jullie komen toch, hè. Hij schreef een briefje en we zijn tien dagen op Graceland geweest, als vrienden, heus niet om een handtekeningetje of een fotootje.
Er wordt zo veel gelogen over Elvis, maar ik wind me er niet meer over op. Elvis en zijn ex-vrouw Priscilla trokken de laatste jaren weer veel met elkaar op, ik weet het zeker: het zou weer goed tussen hen zijn gekomen.
Vanavond hebben we duizend mensen in huis. Meer wil ik niet, dan zou het te commercieel worden en dan verlies je het contact met je leden.
Je moet goed begrijpen: Elvis is voor ons een familielid. Hoe- | |
| |
wel ik thuis heus niet de zaak heb volgeplakt, ik heb zelfs geen fotootje van Elvis op de plee. Elvis was de fijnste mens die ik ken.
Hij is niet aan de drugs kapotgegaan, dat is gewoon een misverstand. Weet je wat in het Amerikaans het woord “drugs” betekent? Medicijn, gewoon medicijn, en we gebruiken toch allemaal wel eens een aspirientje? Elvis is kapotgegaan aan de idolatie. Ik weet de waarheid, want ik heb met Elvis' vader gepraat. Hij werd te dik, dat is waar, hij hield van hamburgers, mocht hij? Wij houden toch ook van een pindaatje! Dikte, dat drukke leven en de idolatie, dááraan is Elvis ten onder gegaan. Straks gaat Terry Lee zingen, moeten jullie maar eens opletten, je kunt het verschil met de echte Elvis niet horen. Er komen straks Amerikanen, en die gaan luisteren en misschien nemen ze Lee wel voor de nieuwe Elvis-film!’
En daar kwam Terry Lee. Een Nederlandse jongen, verkleed als Elvis, in wit en goudgalon. Inderdaad doet hij Elvis qua stem meesterlijk na. Zijn act is echter bedroevend, houterig, onbedreven. Terry Lee mist een paar kiezen en tanden, is opgemaakt als een (nauwelijks) levend lijk en begint bijna twee uur te laat te zingen. De soundcheck die meer dan anderhalf uur duurt, wordt geduldig geslikt door het publiek. Een groot orkest, een backingkoortje met twee zangeressen, die ook danspasjes maken, al even lullig als de bewegingen van meneer Lee, en een zanger. Binnen een half uur ligt de zaak plat. Lee deelt à la Elvis bezwete en pastelkleurige sjaaltjes uit. Meisjes kussen zijn voeten, hij neemt een zakdoekje van een meisje aan, dept het zweet van zijn hals en het wicht stopt vervolgens het lapje, volstrekt begeesterd, in een plestiek zakje. Het is duidelijk: niemand in de zaal beseft meer dat dit een namaak-Elvis is.
Of je nu in Eindhoven bent of in Rotterdam, er mag ruzie en tweespalt zijn tussen de beide fanclubs, de fans zijn gelijk. Ik kom zelfs mensen tegen die lid zijn van beide fanclubs. Jongens in leren pakken, heren in volmaakte Elvis-Las Vegas-kostuums, behangen met speldjes en buttons. Nog nooit zoveel Elvissen gezien! Vetkuiven, laarsjes en bewegen in de heupen. Mensen met
| |
| |
levensgrote gipsen beelden van Elvis op hun nek en beladen met posters, spiegels, herdenkingsborden en zwaarplestieke sleutelhangers met ‘leuke foto van Elvis’.
Een Belg in een Elvis-pak, prachtig blauw en natuurgetrouw. Zijn vrouw heeft er vier maanden aan gewerkt. Nee, thuis draagt hij het niet, het is speciaal voor de ‘Meetings’.
Voorzitter Brus van iet en Ger Lupgens, mede-bestuurder van iet, zijn, eerlijk is eerlijk, wat nuchterder. Lupgens, een beschaafd ogend heer, in dagelijkse doen man-in-verzekeringen, staat in een standje in Eindhoven. Hij vindt de Elvis-spiegel van vijftig gulden het mooist en laat op verzoek zijn sleutelbos zien, mèt foto van Elvis in zwaar plestiek. Hij houdt niet van kitsch maar heeft wel een speciale Elvis-kamer in zijn huis. Vol met Elvis-posters, die hij zelf heeft ingeraamd. In de huiskamer heeft hij maar één foto van Elvis, maar die vindt hij dan ook maar ‘effetjes mooier dan een Rembrandt’. Vroeger had hij het moeilijk met zijn Elvis-liefde.
‘Ze vonden je maar een viespeuk. Nou is Elvis erkend,’ vindt hij. Zo nodig hoeft Lupgens niet naar Amerika. Het is een sympathieke man die toch wél een beetje geïrriteerd reageert op de vraag of hij nooit eens ziek wordt van Elvis.
‘Nee nooit,’ zegt hij. ‘Elvis gaat nooit vervelen. Elvis in That's the way it is uit 1971 gaat nooit vervelen.’
Elvis is een goeie vriend voor Lupgens èn óók Steenbok.
Een stelletje vetkuiven in Eindhoven. Ze praten over de Belg-in-het-pak. De leider van het groepje, de ‘rooie’ genoemd, heeft geen goed woord over voor de Belg. Het is een kwijl, ze moeten hem opensnijden met een scheermes. Het pak zou hij voor geen goud zèlf aantrekken. De Belg wordt ten slotte met ‘Smurf’ afgedaan. Het groepje zegt tientallen platen te hebben van Elvis - maar dat hebben alle fans, tachtig is niks, in Rotterdam of Eindhoven. De ‘rooie’ heeft echter een speciale manier om aan zijn Elvis-platen te komen. Hij jat ze.
Nog even gepraat met mevrouw Brus. De fanste fan. Heeft, toen ze dertien jaar oud was, de film Jailhouse rock negen uur
| |
| |
achter elkaar gezien. Voorzitter Brus heeft ze leren kennen op een ‘Meeting’, hoe kan het anders! Ze vertelt dat ze een heleboel Elvis-huwelijken kent. En kinderen van Nederlandse fans die naar Elvis' dochtertje genoemd zijn. Lisa-Marie dus.
Een afvallige medewerkster van Johan Giezen komt op mij af. Duidelijk gestuurd door het iet-bestuur. Vroeger heeft ze adressen geschreven voor Giezen. Johan maakte zo'n blabla, maar hij weet niks. Ze heeft een zoon van drieëntwintig en die heeft nooit wat anders dan Elvis gehoord. Elvis is een vriend, een broer, voor haar. Hoe dik Elvis ook werd, ze blééf hemmooi vinden. En het mooiste van hem vindt ze dat hij zo religieus was. Elvis, die zit wel goed, maar Johan Giezen is een aflegger. Hoewel... ze was wèl bij het optreden van Terry Lee, tijdens de Elvisions-meeting, ‘maar,’ zegt ze gauw, ‘Ik ben weggelopen. Zo vreselijk vond ik dat wassen lijk van een Lee. En dat heb ik Giezen gezegd óók!’
Op mijn speurtocht naar de ware Elvis en de ware Elvis-fan kom ik Ger Rijff tegen, lid van iet, bestuurslid zelfs, en broer van Lodewijk Rijff, die ongetwijfeld de beste Nederlandse Elvis-publikatie heeft geschreven, het vlak na de dood van Elvis, in 1977, verschenen boekje Elvis Presley, de biografie van een fenomeen. Ger Rijff is een welbespraakt heer. Hij is blij dat Elvis nooit discomuziek heeft gemaakt. Hij vindt ook wel dat Elvis ontzettend veel jatte maar hij maakte er altijd iets eigens van. Rijff houdt het meest van Elvis op het Sun-label (1954-56). Over het persoonlijke leven van Elvis: dat leest hij niet, dat acht hij lulkoek. Hij bewondert de foto's van de ‘vroege’ Elvis en vindt deze een stuk ‘geschiedenis’.
Maar ook Rijff ontkomt niet aan het venijn en zegt over Giezen: ‘Die houdt op met de Elvis die teddybeertjes kocht voor zijn moeder. Die richt zich op pubers en heeft een commercieel familiebedrijfje.’
Johan Giezen's vader aangesproken. Een kleine, ijverige man, die meewerkt in het ‘familiebedrijfje’: Johan, Johan's vrouw, mama Giezen en wie al niet! De fans waarderen dat, al is het ook wel
| |
| |
eens lastig als een dronken fan de oude Giezen om twee uur 's nachts opbelt. Het verveelt meneer Giezen ook wel eens, maar als hij zo'n dag als vandaag ziet... nou, dan krijgt-ie weer motivatie. En zijn vrouw wordt ook door de fans gewaardeerd, die heeft bossen bloemen ‘leggen’. Wilma, een schoonheid van tweeëntwintig, is met haar moeder, haar broer, haar neefje, enzovoorts, enzovoorts. Allemaal bloedechte fans. Ze vindt alles goed van Elvis. En Blondie ook best leuk. Ze heeft achtentachtig elpees van de Pelvis. De ouwe Cliff Richard-opnamen hebben óók een warm plaatsje in haar hartje. De Belg, die we al in Eindhoven zijn tegengekomen zegt: ‘Als ik om vijf uur opsta: een bandje van Elvis opgezet.’ En toen hij doodging? ‘Dat kan ik gewoon niet uitleggen, wat ik toen voelde!’
De moeder van Wilma: ‘Elvis is helemaal goed, als mens, als acteur, als zanger.’ Toen Elvis doodging moest ze huilen.
Een Rotterdamse mevrouw van achtenzestig heeft een affiche van twee meter lang van Elvis onder haar bed liggen. Nou ja, we begrijpen het wel - lacht ze koket. Dat Elvis nooit in Nederland is gekomen lag aan die smeerpijp van een kolonel Tom Parker. De Rotterdamse mevrouw heeft video's van Elvis, veertig elpees - ze heeft er meer gehad, maar ze geeft er wel eens één weg aan haar kleinzoon. Haar hele gang hangt vol met Elvis-posters, ze durft er echt niet méér op te hangen. Op haar begrafenis wil ze graag een gospel song van Elvis gedraaid hebben. Ze heeft veel zorgen in haar leven gehad. Elvis heeft haar erdoor gesleept. Ze huilt wel eens bij een plaatje van Elvis. Hij is ook arm geweest, net zoals zij. Ze komt uit een gezin van tien kinderen en wordt heel triest als ze een foto ziet van die graven naast elkaar in Memphis: Elvis, zijn vader, zijn moeder. Zo eenzaam als die Elvis is gestorven!
Haat en nijd in het vaderlandse Elvis-fanclub-land. De fans zijn gelijk. De besturen van de beide clubs verschillen. iet is minder dweepziek, maar een serieus blad. Elvisions barst van de meest ordinaire spelfouten, is wat kinderlijk gemaakt. iet heeft iets van heren, Elvisions heeft het meest van gepassioneerde kinderen,
| |
| |
schreeuwende tieners. Maar beide fanclubs houden op hun manier Elvis hoog. Met spiegels, kralen en zwaar plestieke sleutelhangers. iet heeft geen ereleden, Elvisions heeft Vernon Presley, Lisa-Marie P., Priscilla P., Eddy Ouwens en de heer N. Cjorny, koperkunstenaar (hij drijft uit koper wanstaltige gedenkborden) en Chuck Memphis als ereleden benoemd.
Het laatste woord is aan iet-voorzitter Brus: ‘Toen ik Elvis zag optreden, had ik dit gevoel, ik zal het u precies vertellen, ik schaam mij er niet voor: ik zie maar twee woorden, eerlijk gezegd drie woorden, hallo mijn vriend!’
Kortom: de Elvis-fan gaat nooit verloren. Niet in Rotterdam en niet in Eindhoven. Love him tender!
Noot van de auteur: Elvisions, zowel het blad als de fanclub, werd in het begin van de jaren tachtig opgeheven.
|
|