‘Zo,’ zei de chef-kok toen hij mij naar een hok leidde dat achter de keuken gelegen was en waaruit stoom opsteeg, ‘je gaat je studie zelf verdienen?’
‘Ja meneer, een beurs zit er niet in want mijn vader wil niet betalen. Hij betaalt pas wanneer ik rechten ga studeren en daar heb ik geen zin in.’
‘Als hij niet betaalt, heb je toch recht op een beurs?’
‘Normaal wel, maar dan moet je vader wèl een bewijs tekenen dat hij niet in je onderhoud wil voorzien en dat doet hij ook niet.’
‘Wat een onrecht. Zou je geen klaagbrief naar prins Bernhard schrijven?’
‘Dat zal ook wel niet helpen. Hoe laat moet ik hier 's ochtends zijn, meneer?’
‘Part-timer, hè, voor de ochtend?’
Ik knikte.
‘Kwart voor acht stipt. Om twaalf uur krijg je twintig minuutjes vrijaf en dan kun je desgewenst van Joep een gratis maaltijd opgeschept krijgen. Om twee uur kun je dan je biezen pakken. 's Maandags heb je vrij. Joep legt je de werkzaamheden verder wel uit. Joep! Joep!’
Een man met een verkreukeld gezicht smeet een grote aluminium pan in een zinken tobbe en brulde: ‘Hebben we daar de nieuwe jongen, chef-kokkie? Kijk eens aan. Nou, jij mag er wezen, jongetje. De naam? Lothar? Prachtig, jongen, die heb je in ieder geval mee. Laat de rest maar aan mij over, chef-kokkie.’
‘Laat ik je er niet op betrappen, Joep, dat...’
‘Dat heb ik u beloofd, chef-kokkie, gegarandeerd,’ onderbrak Joep de chef-kok.
Ik keek de chef-kok vragend aan. ‘Dat is een zaak tussen mij en Joep, dat gaat je niets aan,’ zei hij. ‘Ga nou maar met Joep mee, die legt je alles uit.’