je niet te vertellen dat hij na het huwelijk met ma ook niet stil is blijven zitten...’
‘Kan het jou echt niets schelen?’
‘Geen pest,’ meende mijn broer.
Ik belde mijn moeder op. ‘Herinnert u zich een foto van pa uit 1935 waarop hij aan een tafeltje midden in een soort bos zit?’
‘Doe mij een plezier en begin niet weer over die man. Het is allemaal al verdrietig genoeg geweest,’ snauwde ze door de hoorn.
‘Sorry. Maar kén je die foto?’
‘Doodziek word ik van dat sentimentele gedoe van jou.’ Ze smeet de hoorn op de haak. Mijn vader bleef in de kiestoon steken.
Het verkleinde landschap waarin mijn vader zat bleef een onbekende plek. Geschiedenisboeken wisten mij te vertellen dat alles, maar dan ook alles, in en om D. tijdens de oorlog werd platgebrand, murw gebombardeerd en leeggeroofd. Als de bomen het overleefd zouden hebben, zouden ze naderhand wellicht van ouderdom gestorven zijn. Het paadje dat op de achtergrond zichtbaar was moest in ieder geval naderhand omgewoeld zijn. Ik was er na het telefoongesprek met mijn moeder van overtuigd dat ik nooit te weten zou komen waar mijn vader precies gewoond had en wat hij dacht toen hij in 1935 in een cameralens blikte.
Werd mijn vader door zijn toenmalige vrouw of ver-