‘Als ik u niet elke keer die vijfentwintig gulden zou moeten betalen, zouden we een stuk minder krap zitten.’
‘Ook psychiatrische hulp maakt deel uit van dat stuk verantwoordelijkheid. Je moet zelf verantwoordelijk zijn voor je psychische huishouding. Als het in je hoofd allemaal weer marcheert, weet je dat je daar zélf zorg voor hebt gedragen, dat je daar je éígen aandeel in hebt gehad.’
‘Stuk, psychische huishouding, praat een beetje normaal, man.’
‘Weer die agressie!’
‘'t Is geen agressie, ik bedoel...’
Gortzak zei niets, keek mij indringend aan.
‘Leest u wel eens. Literaire boeken, romans?’
Gortzak ging een beetje verzitten, antwoordde niets, maar gaf een kort, bemoedigend knikje met zijn hoofd.
‘Er zijn van die boeken waarin ik mezelf herken, of liever: waarin ik mijn vader tegenkom. Niet zoals hij was, maar zoals hij had moeten zijn. Ik heb mijn vader gehaat om het feit dat hij niet was zoals de vaders van vriendjes op school. Die hadden normale vaders met wie ze op vakantie gingen, lange fietstochten gingen maken. Zoals ik nu soms, tegen beter weten in, over mijn vader denk, zo heeft hij nooit bestaan. Het was een gek. En wat ben ik nu zelf als vader, Gortzak? Weet u wat ik ben? Weet u dat?’
Gortzak knikte indringender; ik dacht in zijn ogen een opgewekte tinteling waar te nemen. ‘Een absolute klootzak ben ik. Wat heb ik van mijn eigen jeugd geleerd? Niks, meneer de psychiater. Het gekloot van vroeger houd ik zelf nog steeds aan de praat. Ik kan net zo goed dood zijn.’
Gortzak ging staan, haalde diep adem en sprak nogal