Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 383]
| |
Komst te SattaliaZohaast als wy binnen de haven waaren geloopen, zag ik daar de gemelde londer leggen, zynde van Damiaten gekomen, gelyk noch verscheyde saiken en kleynder vaartuygen. Ik bevond dit gezicht in het inkomen byzonder fraay, te meer dewyl zich de mousellim of ‘president’ ter regter hand, op de hoogte aan de zee, met eenige tenten had nedergeslagen om de frissche zeewinden te genieten. Hy blyft daar gemeenlyk zo lang als de warmte duurd, die elders vry wat ongemaklyker te verdraagen vald. Te land zynde getreeden, begaf ik my aanstonds ten huyze van den consul der Fransche natie, die zynen janitzer alreeds aan de haven had gezonden om my derwaarts te geleyden, vermits hy uit zyne wooning (welke heel vermaakelyk, op de hoogte ter slinkerzyde van de stad, aan de haven gelegen is) gezien had dat er een Frank in de bark was. Deze beleeftheid zyn zy gewoon aan vreemdelingen te betoonen, alzo zich niemand anders van d’Europeers aldaar onthoud. Doch buyten dat had ik brieven van adres aan den zelven heer, van zo goede hand, dat ze my van een beleefd onthaal verzeekerden. Straks op myn komst Ga naar voetnoot+ verstond ik dat er binnen tien dagen een karavane na Smirna stond te vertrekken, waarop ik besloot te wagten, hebbende ondertusschen gelegentheid om de stad en d’omleggende oorden te gaan bezichtigen. Van dewelke ik hier een korte beschryving zal terneder stellen, voor zoveel de tyd en eenige andere omstandigheden my toegelaaten hebben daaraf aan te merken. Ga naar voetnoot+ | |
Beschryving van SattaliaDe stad Sattalia, een der sterksten onder het gebied Ga naar voetnoot+ van den Grooten Heer, is een van oude bouwing, ‘tgeen de muuren genoegzaam uitwyzen, en voorzien met twee poorten, d’eene aan de landzyde en d’andere aan de zeekant. De stad zelve is niet groot, doch de buytenplaatzen beslaan een vry grooter ruymte en leggen altemaal vermaakelyk in het geboomte, bestaande meestendeel in tuynen die niet onplaizierig zouden wezen, indien ze wat beter onderhouden wierden. Het aankomen, of de haven, legd een stuk weegs buyten den omvang van de wallen, alwaar eenige huyzen staan, gelyk ook de wooning van den heer consul. Van daar zich na de stad vervoegende, komt men vooreerst aan een opgaande straat, en ten eynde van dezelve aan de poort, op dewelke noch het wapen van Jerusalem te zien is. Binnen gekomen, ontmoet men verscheyde oude gebouwen, mitsgaders eenige kerken, door de Turken tegenwoordig tot mosqueën gebruykt, van welker eene ik de voorpoort uitnemend fraay vond, zynde geheel en al uit marmer gearbeyd, met kleyne pilaaren ter wederzyden, en met lofwerk verçierd. Aan de slinkerzyde der stad ziet men een byzonder groot vervallen gebouw, ‘tgeen voor dezen een serrail geweest zal zyn, voorzoveel men kan oordeelen uit de menigte vertrekken en een lange gang, die tegenwoordig onder de aarde is en weleer gediend heeft om daardoor van het eene vertrek na het ander te konnen gaan; zynde (te weeten de gang) nog meestendeel in wezen. Hierbenevens ziet men voor een plaats, koepels-wyze, mede het grootste gedeelte noch in haar | |
[pagina 384]
| |
geheel, welke tot de bagno of het bad van dit paleis gediend heeft, gelyk men kan afmeeten uit de gaten daar het water door ontfangen wierd. Benevens deze bagno is noch een groote hooge muur met verscheydene nissen, gediend hebbende om beelden in te plaatzen. In eene derzelve staat ook noch een beeld, zonder hoofd en beenen, ’t lighaam op zyn Romeynsch gekleed, veel grooter als ’t leven en redelyk wel gemaakt. Terzyde van hetzelve ziet men noch een diergelyke, doch vry meer verbrooken, zulks dat men er heel weinig af kan bekennen, zynde daarvan maar een stuk overig. ’t Heeft gediend tot gezelschap van het ander, alzo het daarnevens staat. Ongetwyfeld zouden hier schoone beelden onder de aarde te vinden zyn, maar men durft niet denken om het te onderzoeken, uit vrees der inwoonders die byzonder wantrouwig zyn, en dat er verscheyde ongemakken aan de vreemdelingen over zyn wedervaaren, welke deze nieuwsgierigheid duur betaald hebben. | |
[De auteur wordt sterk ontraden ook maar iets te noteren]Weshalven den heer consul wel ernstig op my verzogt had geen pen zelfs in de hand te neemen om yts uit te schryven van ‘tgeen ik in de stad mogt komen te ontmoeten. ’t Viel my geweldig hard, dewyl ik er verscheyde fraayigheden vond, inzonderheid een schoone waterbak welke buyten twyfel een grafsteen zal geweest zyn. Tegenwoordig diend ze voor een fonteyn. Men ziet op dezelve noch eenige overblyfzelen van figuuren, op zyn Romeynsch gekleed, waaronder eenige te paard zittende, heel wel gemaakt. Aan verscheyde oorden ontmoette ik ook groote steenen daar ik wel letteren op gehouwen zag,maar ik dorst ze niet uitschryven. Zommige dezer opschriften waaren in Grieksche, andere in Latynsche characters. | |
[Niettemin vervaardigt hij een stadsgezicht]Doch niettegenstaande het gemelde verzoek van den heer consul kon ik my zozeer niet bedwingen, of ik teekende – boven van zyn huys, zo bedekt als ’t my mogelyk was – een gedeelte van de stad met de haven die zich daarvoor vertoond, mitsgaders de gantsche Golf zo als het gezicht zich van daar over dezelve heenstrekt. De bergen welke zich aan de rechterzyde in de printverbeelding (gemerkt met No 203) vertoonen, zyn het vasteland van Sattalia. Aan het inkomen van de haven ziet men een vervallen toorn die rondom in ’t water staat.
Sattalia
|