Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
Boek III
| |
Tweede vertrek van KairoNadat ik dan des anderendaags morgens, ten tweeden maale, afscheyd van den heer consul genoomen had, trad ik den veertienden dag van de maand july wederom te scheep, om my na Damiaten te begeeven. Op deze reys leed ik veel ongemak door de groote hitte, vermits wy geduurende eenige dagen weinig wind gevoelden. Den 16den kwamen wy te Simmenout, ’tgeen ter halver weg werd gereekend, en na den middag tot aan Mansoura, heel vermakelyk gelegen aan de oostzyde van den Nyl. Deze stad strekt zich in lengte, heeft negen of tien toorens en reedelyke fraaye huyzen, bezet met geboomte. | |
Komst te Damiaten en vertrek van daar na JaffaVan hier kwamen wy den 17den des morgens ten acht uuren te Damiaten; wanneer Ga naar voetnoot+ ik aanstonds ging vernemen na gelegentheid Ga naar voetnoot+ om my na Jaffa te konnen vervoegen. Ik vond ook dezelve, en maakte verding Ga naar voetnoot+ met den kapitein wegens Ga naar voetnoot+ de vragt, voorziende my wyders Ga naar voetnoot+ van alle noodige voorraad, om des anderendaags morgens ten zeven uuren te vertrekken; dit geschiedde met een barkje waar mede ik my de rivier af tot aan het dorp van de bogas liet brengen. Hier trad ik over in een vaartuyg, zynde een smibekkien; doch wy konden dien dag ter oorzaak van de al te heevige wind niet uit komen. Den 19den des morgens, nadat de tollenaars alles bezichtigd en ten naauwsten onderzocht en wy onze meeste goederen in een kleynder vaartuig gedaan hadden om te beeter over de bogas, of droogtens, te konnen geraaken, begonden wy ten tien uuren voortgang te maaken, stootende ondertusschen verscheyde reyzen aan de grond; en eer wy, buyten leggende, onze lading weder in hadden, bestaande meestendeel in ryst, wierd het twee uuren na den middag. Thans Ga naar voetnoot+ lichteden wy het anker met een gewensten wind, waardoor wy in korten tyd het land, vermits het zeer laag is, uit het gezicht verlooren. ’s Nachts kreegen wy een weinig stilte, die ons tot des anderendaags ’s middags bybleef, wanneer Ga naar voetnoot+ de wind weder begon te wakkeren, ‘tgeen hand over hand toeneemende, riepen onze matroozen voor zonnenondergang dat ze het land van Jaffa zagen. | |
Onkunde van het Egyptische ZeevolkOndertusschen hadden wy in dien tyd geen land gezien, waarover ik my zeer verwonderde, alzo Ga naar voetnoot+ ik onderrecht was dat men gestadig, zonder eenig gevaar, langs hetzelve heen zeyld; maar gewisselyk zal de laage gelegenheid Ga naar voetnoot+ hier d’oorzaak van geweest zyn. In den avondstond zaagen wy vuur branden, ’tgeen de schipluiden meenende tot Jaffa te zyn, zetteden zy ’t daar recht op aan en lieten er des nachts het anker voor vallen; maar zohaast als men den volgenden morgen de voorwerpen kon onderscheyden, bevond men voor een andere plaats te zyn, zynde door d’onkunde van deze elendige zeelieden Jaffaeen groot stuk weegs voorby gezeyld. Voor zonnenondergang wierd de koers dan weder terug gezet, doch vermits wy nu meestendeel in de wind hadden, was het om zyn geduld te verliezen, alzo men ’s daags tevooren al tot Jaffa had konnen zyn. Maar op | |
[pagina 245]
| |
deze wys vaart men gemeenlyk als men hier omtrent genoodzaakt is zich te water ergens heen te begeeven. Eyndelyk, tegen den middag, zynde den 21den van de maand july, wierd het anker voor de genoemde plaats, weleer onder de naam Joppe bekend, geworpen. | |
Komst te JaffaIk trad aanstonds te land, en, zynde myn goed door die Ga naar voetnoot+ van den tol bezichtigd, vervoegde ik my volgens de gewoonte aldaar na het huys van de paters, daar men door den huysbewaarder werd gediend. Twee dagen voor myn komst waaren vyf derzelve na Jeruzalem opgetrokken, zulks dat ik er niemand vond als den gemelden huysbewaarder. Zoals wy het anker in de grond hadden geworpen, leggende voor Jaffa, teekende ik deze plaats, uit de bark, gelyk ze zich van de zeekant opdoed en op No 107 gezien kan worden. Ga naar voetnoot+ Mitsgaders Ga naar voetnoot+ ook noch een gezicht te land, van de slinker zyde aankomende, strekkende zich langs den oever en verbeeld onder No 108.
Ioppe
Deze plaats, weleer een tamelyke stad, is tegenwoordig van gantsch geen belang en er niets in zyn geheel meer van overig. Zy legd aan de zeekant tegen het gebergte aan en vertoond zich in een zeer soberen staat. Een stuk wegs in het water ziet men nog veele groote brokken van oude gebouwen uitsteeken die zich in het rond strekken | |
[pagina 246]
| |
en als een haven voor de kleyne vaartuygen dienen, aangewezen met de letter A. Ter slinker zyde, ten deele in zee, staat nog een gedeelte van een ouden zwaaren toorn, geteekend met B, en boven op het gebergte een groot ouderwetsch kasteel, te zien onder de letter C. Het huys daar men gelogeerd is, staat aan de zeekant en werd alhier aangewezen met de letter D. Aan de landzyde ontmoet men noch verscheyde ruïnen. | |
Gewoonte omtrent de Pelgrims die te Jaffa komen om na Jeruzalem op te trekkenZohaast als hier ymand is aangekomen, doed men het tot Rama aan de paters weten, van waar men dan, eer men vermag op te trekken, ordre van Jeruzalem moet afwachten, ten welken eynde de paters van de laatstgenoemde plaats dit huys hier uytdrukkelyk houden. Den volgenden morgen wierd er dan na gewoonte ymand te Rama gezonden om kennis te geven dat er een pelgrim (aldus worden ze hier altemaal genoemd) aangekomen was en verwachtte afgehaald te worden. Maar dewyl Ga naar voetnoot+ den aga die het gebied Ga naar voetnoot+ hier voerde, na Gaza was vertrokken, vond ik my genoodzaakt zyne wederkomst af te wagten, ’tgeen myne reys maar een dag of twee vertraagde. Want den 24sten kwam men my aanzeggen dat hy terug was gekomen en dat ik kon optrekken, mits betaalende de gewoonlyke somme van het hoofdgeld, bestaande in veertien ryksdaalders, alhier tot een tol gesteld voor yder vreemdeling die er aankomt om na Jeruzalem te gaan. Want Jaffa is ten dien opzichte de naaste zeeplaats en werd derhalven voor de haven van het Heilige Land gehouden. Dergelyke somme moet men ook betaalen als men weder van Jeruzalem vertrekt, en van deze penningen trekken de drogemans of tolken der paters de helft, waarvoor zy gehouden zyn u van een paard te verzorgen en te Jeruzalem te geleyden en, in de wedertocht, van Jeruzalem herwaards. Voor dezen, of nog voor weinige jaaren, moesten de drogemans van het klooster, eer men na de gemelde stad optrok, de pelgrims drie dagen spyzigen, doch vermits zy tegenwoordig gemeenlyk by de kooplieden of by de paters huysvesting konnen nemen, is dit gebruyk allengskens achtergebleven; zulks dat zy het geld nu alleen maar genieten voor het opbrengen na Jeruzalem. Maar alvoorens van dezen optocht Ga naar voetnoot+ te spreeken moet ik nog yts van Jaffa of Joppe zeggen. | |
Andere byzonderheden van JaffaHet huys ’t geen de paters alhier hebben, zegd men geweest te zyn dat van Simon den lederbereyder, of immers ter zelver plaatze te staan. Want volgens ’tgeen men in de Handelingen der apostelen leest, stond het huys van dezen Simon by de zee. Hier lag Petrus t’huys wanneer hy Tabitha van den dooden verwekte, Act. 9, en het laken vol dieren van den hemel zag daalen, Act. 10, mitsgaders door de mannen van den hoofdman Cornelius verzogt wierd te Caesaræa, omtrent zestien uuren van Joppe gelegen, te komen teneynde ‘woorden der zaligheid van hem te hooren’ Act. 10. Hier ging ook de propheet Jonas (indien anders Joppe de plaats is die Jon. 1 Japho werd geheeten, gelyk er niet aan getwyffeld werd) ‘tscheep om Gods aanschyn te ontvlieden, wanneer hem bevolen was den Niniviters boete te gaan prediken. Deze plaats is ook vermaard, in de Fabel Historie, ter oorzaak dat er Andromeda, aan een rots gekluysterd, voor het zeemonster ten proy gestaan zoude hebben, daar ze door Perseus, verliefd op haare schoonheyd, van verlost wierd.
Rama
Vista presso di Rama
Cisterna di Rama
|
|