Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Inborst der TurkenNa de voornaamste byzonderheden noopende der Turken zeden en gewoontens aldus afgehandeld te hebben, zal ik dezelven tot een kort begryp gaan brengen, met byvoeging van deze en geene dingen, welke den leezer niet onaangenaam zullen weezen. De geboorene Turken – want ik wil hier niet spreeken van degeenen die tot het Turksche geloof overvallen Ga naar voetnoot+, welke meestendeel schelmen en booswichten zyn, en niet getrouwer omtrent de menschen als zy omtrent God zyn geweest – zyn doorgaans eerlyke lieden en gantsch niet bedriegelyk, zelfs ook niet ten opzichte der Christenen. Want zy achten het niet geoorlofd een Christen meer als een Turk te bedriegen of te besteelen, en indien de Christenen dikwils van hen gekneveld en tot deze en geene dingen gedwongen worden, men moet het eer aan hunne onderlinge nydigheid en aan den kwaaden aard der Jooden (welke menigmaal tot werktuigen dienen om de Turken hier- of daartoe aan te dryven) als aan derzelver inborst toeschryven. Zy zyn ook zeer godvruchtig, liefddadig, en yverig voor hun geloof; getrouw omtrent hunne vorst (die zy een gantsch blinde gehoorzaamheid toedraagen, tot zoverre dat zy niet schroomen op zyn gebod te sterven), niet twistig, heel sober in spys en drank enz. Maar daarentegen ook zeer hoogmoedig, versmaadende in ’t algemeen allerhande volkeren, inzonderheid die hunne wet niet en volgen, gelyk de Christenen en de Jooden, welker eersten zy gemeenlyk (uit een soort van verachting) tupek, en jouwer of ‘honden’ en ongeloovigen heeten. Zy achten zich ook de dappersten van alle natien, doch deze hoedanigheid zou hen van verscheidene betwist konnen werden, immers zo ze hunne stoutheid en onverzaagdheid niet voor dapperheid willen doen doorgaan. En deze spruit uit geen andere reden als uit het vast gevoelen ‘tgeen zy wegens de praedestinatie hebben, die hen de pest niet doet vreezen. Voegt hierby dat zy gelooven, indien zy tegens de vyanden van hunne godsdienst komen te sneuvelen, dat zy aanstonds alle vermaakelykheden, welken Mahomet hen in zyn paradys belooft, zullen genieten. Niettegenstaande dezen hoogmoed achten zy de Franken echter in verscheidene zaaken meer als zichzelven, voornaamentlyk te Constantinopolen, daar de gestaadige verkeering hen van derzelver bekwaamheden overtuigd heeft. Maar ’t gemeene volk valt zeer onbeleefd, en dikwils moet men er groote baldaadigheden van verdraagen, daar ook voor een gedeelte voet toe geeft dat zy ons t’elkens met een nieuwe snof Ga naar voetnoot+ van kleederen uit Christenryk zien komen, welke aperyen – want zy noemen ons aapen zonder staarten – zy onnoodig achten, als komende met de mannelyke deftigheid niet overeen. Maar inzonderheid hebben zy ’t op de hoeden gelaaden, die ze gestaadig van ’t hoofd gooyen. Weshalven het niet veiliger is als dat men zich na ’s lands wyze kleed. Doch hierover schiet my yts te binnen ‘tgeen ik hier tusschen moet voegen. | |
Misslag omtrent de koleuren die de Christenen niet mogen dragenEenige reizigers hebben geschreven dat een Christen geen witten | |
[pagina 141]
| |
tulband vermag te draagen (dat’s te zeggen een gantsch witten, zonder vermenging van eenige andere koleuren) en indien hy daarmee gevonden wierd, dat hy óf Turksch zou moeten worden óf zich tot de dood bereiden. ’t Is een misslag, want ik heb er zelver mede na Ephesen en Constantinopolen gereisd, zonder datter my ymand over gemoeid heeft; en wat de groene koleur belangt, de straf is er mede zo swaar niet over als eenige wel schryven. Ga naar voetnoot+ ‘k Heb ze van onze Christenen wel zien draagen. Doch het is beeter gelaaten, om alle ongemakken voor te komen, want dat men zich stellen wil tegens de manieren van een land daar men de gastvryheid geniet, is onbetaamelyk. | |
Sodomie zeer gemeen onder de Turken; [neiging tot heimelijke dronkenschap en tot geldzucht]Boven de gemelde gebreken is de sodomitische zonde zeer gemeen onder de Turken, en wort er zo weinig ontveinsd als elders de geoorlofde minneryen. Hunne liedtjes hebben ook, behalven den wyn, geen ander onderwerp, zulks dat zy genoegsaam te kennen geeven veel meer behaagen te hebben in deze beestachtige en onnatuurlyke drift als in een natuurlyke vermenging met vrouwen. Zy zyn ook doorgaans tot de dronkenschap genegen, als het maar heimelyk, en zonder hunne achtbaarheid in gevaar te stellen, kan geschieden. En gelyk de kracht van het geld hen niet onbekend is, word er een groote gierigheid in bespeurd, tot zoverre, dat men alles door middel van penningen by hen teweeg kan brengen. En by het slechter slag van volk heeft men er maar drank toe van nooden. | |
Gebreken der TurkinnenGeen minder gebreken hebben ook de Turksche vrouwen, zynde onder anderen gantsch niet werkzaam en zoekende maar middelen uit te vinden om hun vermaak te neemen. Zy zitten – te weeten die van vermoogen zyn – den meesten tyd op de sopha met malkander koffé te drinken, en brengen den dag dus in alle ledigheid door, zonder eenige bezigheid ter hand te neemen. Echter vind men er onder welke zeer fraay borduuren. ‘k Heb er kostelyke schabrakken Ga naar voetnoot+ af gezien, en neusdoeken die zo cierlyk, met veelerhande koleuren van zyde en goud en zilver doorwrocht waren, dat men moeite zou hebben om ze in Christenryk na te maaken. Zy zyn ook geweldig hovaardig en konnen nooit kostelyk genoeg na hunne zin gekleed gaan, zonder zich te bekommeren of het de gelegentheid wel medebrengt. Ook is de kuisheid hunne grootste deugd niet, ’t zy dat er de kleinachting of de jalouzy hunner mannen hen reden toe geeft, of dat zy er van natuuren de gesteldheid toe hebben. Immers wanneer ze de Franken op straat ontmoeten – te weeten als ze gelegentheid hebben om uit te gaan, ‘tgeen er zelden genoeg aan toegestaan word – en dat ze buiten het gezicht der Turken zyn, blyven ze staan om hen aan te spreeken, waartoe zy de vriendelykste en dringendste woorden gebruiken, zeggende dat het hen hertelyk leet is dat zy ongeloovigen zyn, dat zy zich om hen wel wilden laaten branden, enz. Met byvoeging van zulke dartele beweegingen, dat men erdoor getroffen moet worden, inzonderheid wanneer zy het swarte flours ‘tgeen zy voor ’t aanzicht draagen, wegschuiven en de lonken hunner oogen (welken zy gemeenlyk zeer schoon hebben) met hunne vriendelyke woorden en geile gebaarden tesamen paaren. ’t Is my meer als eenmaal gebeurd, en derhalven kan ik met eenige zekerheid van hunne bekoorlykheden spreeken. Zy vallen Ga naar voetnoot+ zeer blank – daar niet weinig toe helpt dat zy byna nooit van zon of lucht bescheenen worden – en voegen ook noch de konst by de natuurlyke schoonheid, kemmende de winkbrauwen en het hair der oogleden met een swartachtig goed, surme geheeten, ‘tgeen zy zich inbeelden eenige bevalligheid by te zetten. En inderdaat, ‘k zou mee van dat gevoelen zyn. De nagels der handen worden mede met een donkerroode verw, welke zy | |
[pagina 142]
| |
elhanna noemen, geschilderd. En het gantsche lighaam, waaraan men zelden eenig uiterlyk mangel kan bespeuren, is zo zuiver en rein, ter oorzaak dat zy ten minsten tweemaal ter week in ’t bad gaan, datter de vrouwen in Christenryk, ja zelfs ter plaatsen daar de huizen als afgoden gediend werden Ga naar voetnoot+, voor zouden moeten wyken. | |
Kleinachting en jalouzy der Turken omtrent de vrouwenNiettegenstaande alle deze bekoorlykheden hebben er de Turken echter gantsch geen achting voor, houdende hen nauwelyks voor redelyke dieren. Zy gelooven ook niet dat de vrouwen in het paradys zullen komen en laaten niet toe dat ze in de mosqueën gaan, om hen in hunnen aandacht niet hinderlyk te weezen. Ondertusschen – hoewel ze zo zeer veracht zyn, en dat de Turken tot boeting hunner minnelusten zich meer van jongens en jongelingen als van hunne eigene vrouwen bedienen – zyn zy er echter zo jaloursch op, en hebben zulk een wantrouwen wegens de swakheid van het vrouwelyk geslacht, dat ze zich van geen mansperzoon mogen laaten zien, zelfs niet van d’aldernaaste bloedverwanten. En een vrouw die haar aanzicht, of slechts haare handen, ontdekt toonde, zou voor eerloos gehouden, en met stokslagen op de billen gestraft worden. Nooit gaan zy ter markt, en komen ook byna nooit op straat, als om in ’t bad te gaan. Maar aan hoe grooter van staat getrouwd, hoe ongelukkiger ten opzichte der vryheid, want die hebben baden in huis en laaten hunne vrouwen door gelubden bewaaren, zulks dat ze geen voorwendingen weeten uit te vinden om zich eens te verlustigen. |