Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IXe Hoofdstuk.
|
A. Gountiar Seraie, het paleys van den Grooten Heer, gebouwt van den tegenwoordigen coningh sultan Mehemet; |
B. Aslan Ghâne of beerenhuys; [BA/20] |
C. At Meydan of renplaets met paerden; |
D. Dovana of Dimbrouk of tolhuys; |
E. Validé Han of chan van de coninginne-moeder, sijnde een gebouw van veel camers en packhuysen; |
F. Bala Ghafer Sindani, het gevangenhuys van Bala Ghafer; |
G. Esqui Seraie, ’t oude paleys ; |
H. Vesier Seraie, ‘t paleys van den vesier; [BA/21] |
I. Aga Capigi, ’t huys van den oversten der janitzaars; [BA/22] |
K. Oun Kapan, ’t meelhuys; |
L. Kaddiku of de stad Calcedonien; |
M. Scutari Serraie of ’t paleys van Scutari; |
N. Kiuperu ofte waterleyding ; |
1. Aja Soffia, de kerk van St. Sophia; |
2. Sultan Ahmet Giamisi, de kerk van den coninck Achmet; [BA/23] |
3. Validé Giamisi, de kerk van de coninginne-moeder; |
4. Ali Pasha Giamisi, de kerk van den coninck Ali; |
5. Sultan Baiazet Giamisi, de kerck van den coninck Baiazet; |
6. Solimanie Giamisi, de kerk van den coninck Soliman; |
7. Chehiade of kerk van den coninck Chehiade; |
8. Sultan Mehemet of de kerk van de coninck Mehemet; |
9. Sultan Selim, kerk van den coninck Selim; |
10. Kerk van den Grieckschen patriarch; |
11. Wegh na de Swarte Zee; |
12. Weg na de Witte Zee; Ga naar voetnoot+ |
13. Alwaar ’t soete water in ’t archinaal loopt. |
In de kaarte, gemerkt met No 22 B, vertoont
A. Constantinopolen, by de Turken Stambol genoemt; |
B. Galata; |
C. Pera; |
D. De revier die altyd afloopt en tusschen Constantinopolen en Galata vloeit, alwaar dezelve zich stort in de Bosphorus Thracius; [BA/24] |
1.’t Serrail of hof van den Grooten Heer; |
2. De kerk van S. Sophia; |
3. De kerk van S. Catharina; |
4. Een seer hooge colom; |
5. De pyramide van porphyrsteen; |
6. De Seven Torens; |
7. Onse oorlogschepen, alwaar deselve gelegen hebben. |
Gelegenheid van Constantinopolen; Grootte
Dese stad is gelegen in Europa, op een hoek van het vasteland die
zich in den Thracischen Bosphorus uitstrekt, en is gesticht op zeven heuvelen, gelyk ook Romen, daar het zelve getal van bergen gevonden werd. Zy doed zich van buiten op als een geheele wereld, en ik geloof niet dat er een diergelyk gezicht onder de zon getoond kan werden.
De inwoonderen stellen desselfs omtrek op over de sestienduysent schreeden. Verscheidene schryvers – om de zaaken wonderlyker te doen voorkomen, gelyk veele reisigers daaromtrent niet spaarzaam vallen – vergrooten haar merkelyk, doch d’eene vry meer als d’andere, zulks dat het onmogelyk is hen overeen te brengen of er zich een behoorlyk denkbeeld van te konnen maaken. Ik hadde de nieusgierigheid van er zelfs de proef af te neemen, en bevond haaren omvang te zyn drie goede uuren, waarvan men omtrent een derdedeel met een roeyschuitje te water moet doen, beginnende van de haven omtrent het serrail en eindigende voorby de Zeven Toorns. De stad is driehoekig, van welke de twee zyden zich langs het water strecken, alwaar de grootste scheepen hunne waaren aan land konnen lossen en laaden.
S. Sophia
Zy munt uit in schoone mosqueën of kerken, onder welken de aanmerkelykste is degeene die S. Sophia genoemd word, gebouwd door den keiser Justinus en naderhand vergroot en verrykt door Justinianus. Sy was de godlyke wysheid gewyd en wierd derhalven Agia Sophia geheeten, welken naam de Turken, meesters van Constantinopolen zynde geworden, haar hebben laaten behouden. Deze kerk, die van buiten vierkantig en van binnen rond is, verdiend alleen een Constantinopoolsche reis. Zy heeft een koepel welkers gelyke in de geheele wereld niet te vinden is, zynde omtrent van de zelve gedaante als die van de kerk de ‘Rotonde’ te Romen, doch ongelyk grooter.
Haare langte (gelyk ik meer als eenmaal verstaan heb uit de mont van een Engelschman, daar ter stede woonachtig en getroud, een man van by de seventich jaaren die heel jong in slaverny geraakt zynde, Turksch geworden was en zich geneerde Ga naar voetnoot+ met de geneeskunde als doctor te oeffenen, in welke hoedanigheid hy het serrail over de twintich jaaren bediend had) strekt zich tot 129 treeden, de breedte tot 85, en de hoogte zo veel vademen.[BA/25]Van binnen is een galdery die rondom de kerk loopt, alwaar men 62 pilaaren in twee ryen telt, boven dewelke men noch een andere galdery heeft die van de gemelde pilaaren onderschraagd word, welke weder zo veel kleynder pilaartjes draagen die het dak van dit swaar gebouw ondersteunen. Deze galdery gelooft men, dat ten tyde dat de kerk in de handen der Christenen was, voor de vrouwen gedient heeft.
Men ziet er noch eenige overblyfzelen van het mozaïsch waarmede zy weleer ten meesten deele beschilderd is geweest. Men zegt dat onder anderen op de vier hoeken, alwaar het gewelf zich aan malkanderen voegd, noch gesien werden de vier dieren van welke in de Openbaaringen, aan den evangelist Johannes gedaan, gewaagd werd, hebbende de Turken van dezelve niets geschonden dan alleen de hoofden. Op welke wyse zy mede gehandeld hebben met een beeld van onzen Zaligmaaker, ‘tgeen zich naa de Griecksche wyse boven de kerkdeur vertoond, sittende op een throon met de hand opgeheven en twee vingeren uitgestrekt, als willende seker heilig, die zich voor hem met het aangesichte ter aarde gebogen vertoond, zegenen. Benevens den throon soude de Maagd Maria staan, zynde van deeze beelden de aangesichten geschonden. Boven dezen throon zoude de H. Geest verbeeld zyn in de gedaante van een duifje aan welke de Turken niets zouden geschonden hebben, gelyk mede niet aan het graf van den keiser Constantinus ‘twelk zy in groote achtinge houden.
Onder deze pragtige mosquee, daar men met een schuytje onderheen kan vaaren (‘tgeen echter aan de Christenen niet toegelaten word) telt men mede 41 pilaaren of kolommen, staande in het water, mitsgaders negen cisternen of waterbakken, waarvan er acht geslooten zyn en maar één open, dienende om uit te drinken en de lampen en andere tot den Mahometaanschen dienst behoorende dingen af te wasschen. Deze lampen die van glas zyn, gelyk ook de struis-eyeren welke op een zeekere afstand tusschen dezelve hangen, verstrekken wel tot het meeste cieraad van de Turksche kerken.
De gemelde Engelschman, die my met zynen zoon (een persoon van omtrent dartig jaaren) terwyl ik myn verblyf te Galata hield, verscheidene maalen kwam bezoeken – gelyk ik, begeerig om van deze en geene byzonderheden onderregt te zyn, ook hem te Constantinopolen deed – bragt my eens in de deur van S. Sophia, zynde het den Christenen op die tyd niet geoorlofd verder binnen te treeden, hoewel het kort voor myne komste aldaar noch toegelaaten was. Ik verwonderde my over hare grootheid, en keerde met droefheyd weder terug. Dog de meeste andere mosqueën heb ik tot myn genoegen van buiten en binnen bezichtigd. In deze S. Sophia komen op den bairam of op Paaschen omtrent de veertigduisend personen en branden ten dien tyde aldaar over de zevenduizend lampen, mitsgaders op desselfs minarets of toorns, die vier in getal zyn, omtrent drieduizend.
De gronden der mosqueën zyn met matten of stoffen bedekt welke, met lange reepen aan malkander genaaid, op de vloer uitgestrekt leggen, doch elke reep een weinig van de andere af, verstrekkende deze tusschenwydte tot een gemeene gang voor alle lieden om van d’eene na d’andere plaats te gaan, en hebben deze matten of strooken stoffe yder hunnen stand van menschen die volgens de verscheidene kerkgebaarden, Ga naar voetnoot+ welke by de Mahometaanen onderhouden werden, daar op mogen zitten, nederknielen, voorover ter aarde buygen enz. Wyders gebied hen de wet hunne pabouches of muilen voor de kerkdeuren uit te trekken, tot teken der eerbiedigheid welke zy die heilige plaatsen toedraagen.
De bouwkunde van de S. Sophia is aan de Turken zo behaagelyk, dat zy zedert in meest alle hunne andere mosqueën die kerk tot een voorbeeld genomen hebben, doch hoe fraay er ook onder dezelven mogen weezen, komen ze echter niet in vergelyking by dat uitstekend gebouw.
Mosqueën van de sultans Solyman en Achmet enz.
Onder de voornaamste worden gerekend de Solymansche, gesticht door sultan Solyman die daarin begraven legt, mitsgaders de nieuwe mosqueë welke sultan Achmet heeft doen bouwen. Men treed er in door een hof, komt vervolgens aan een schoon portaal, bedekt met eenige koepeltjes, ondersteund door verscheidene marmere pilaaren, en wyders aan een plaats die de gelykenis van een klooster heeft, in welker midden zich een brave Ga naar voetnoot+ fontein vertoond.
De kerk is heel groot, heeft een zeer fraaye koepel en is van binnen behangen met een menigte van lampen en eenige glaze bollen daar verscheydene konststukken in beslooten zyn, als een cierlyk scheepje, een toegerust galeytje, een houte kerkje enz. Achter deze mosqueë is een kapel, vercierd met marmere pilaaren en een menigte van brandende lampen. Hier zyn de graven van sultan Achmet, van zyne vrouwen en van honderd-en-twintig kinderen, uit zyne lendenen gesprooten, welke op eenen dag door order van sultan Mustapha, die in het ryk op hem volgde, geworgd wierden. De graven, by yder derwelken een dikke waskaars staat te branden en gestadig iemand bezig is met voor de rust hunner zielen te bidden, bestaan uit een houte kist met een lywaat overdekt; en onderkent
men die van de manlyke sexe door het afbeeldsel van een groote bonnet of tulband, van zodanig een maaksel als de Chiaoux die draagen.[BA/26] Behalven de genoemde ziet men noch twee schoone mosqueën, d’eene gestigt door sultan Mehemmet en d’andere door sultan Selim, mitsgaders verscheidene anderen, altemaal treffelyke gebouwen.
Alle vrydagen, welke zy voor hunne sabbath of rustdagen houden, word in deze kerken gepredikt, wanneer Ga naar voetnoot+ men den Grooten Heer met alle vryheid op de straat by zyne gewoonlyke mosqueë kan zien koomen. Ik bediende my derhalven, benevens nog een persoon, van deze gelegentheid en zag dien monarch van ’t oosten, zittende te paard, dicht voorby my heen ryden, hebbende slechts drie of vier voetknechten die benevens het paard gingen by hem. Daar was niemand als wy alleen om na den keiser te zien, zulks dat (indien ik er niet uitdrukkelyk met dit oogmerk gekomen was geweest) ik hem maar voor een perzoon van aanzien genomen zou hebben. Dog op andere tyden zou men deze vryheid niet durven gebruiken, gelyk hierna gezegt zal worden.
Aan deze kerken heeft men verscheide minarets of toorns, welker gedaante in myne afbeelding gezien kan werden. De wanden van binnen zyn effen en glad, zonder eenig cieraad, en aan eene der zyden staat de naam Gods geschreven. Ook is er een zeker teken daar zy zich in het bidden naa toe wenden, staande aan de zyde naa ’t zuiden, ter oorsaak dat het graf van hunnen propheet tot Mecha in het zuiden gelegen is. Men heeft er ook een predikstoel daar hun prediker, dien zy imam noemen, des vrydags op gaat om te prediken.
Bedestonden der Turken
Tot vyf verscheidene maalen ’s daags zyn de Turken (indien zy er gelegentheid toe hebben) gehouden hun gebed in de kerken te komen doen, te weeten d’eerste maal met het doorbreeken van den dageraad, de tweede op den middag, de darde ’s namiddags ten vier uuren, de vierde met het ondergaan van de zon, en de laatste omtrent middernacht. Des vrydags – dien zy, gelyk hiervoor gezegt is, voor hunnen sabbath of rustdag houden – hebben zy behalven de gemelde vyf bedestonden nog een zesde, ’s morgens ten negen uuren, welke zy altemaal bywoonen. En uit dit gebed komende mogen zy hunne winkels weder openzetten en aan den arbeid gaan, doch die ’t maar eenigsins konnen missen, brengen den tyd in ledigheid en met malkander te vergeselschappen Ga naar voetnoot+ door, en noemen dit ‘een dag van vergadering’.
Tegen dat het uur om zich tot het gebed te begeven nadert, klimt de muëzin op een der gemelde toorns – hebbende ten dien einde, behalven dat hy zich na de son reguleert, een zandlooper en horologie by zich – en roept uit al zyn macht, stoppende zich met de vingers de ooren, dat het tyd is om tot het gebed te komen, gebruikende daartoe eenige woorden welke tot eer van God en hunnen propheet Mahomet strekken. Dit geschied vervolgens op zo veel toorns als er mosqueën zyn aan vier verscheidene oorden, beginnende van ’t zuiden en eindigende in ’t westen. Want in geheel Turkyen heeft men geen gebruik van klokken.[BA/27]
Godvrugtigheid der Turken
By alle de kerken ziet men fonteinen, ter oorsaak dat de Mahometaanen, eer zy in de kerk tot het gebed treden, gehouden zyn zich alvoorens Ga naar voetnoot+ te wasschen of te reinigen. De godvruchtigheid welke zy uitterlyk in deze gewyde plaatsen betoonen, is verwonderswaardig, want daar mag ook voorvallen wat er wil, zy zullen zich noyt na d’eene of d’andere zyde keeren om er het oog na te wenden, maar houden zich in een gestadige aandacht. Ook ziet men hen nimmer met malkander praaten of met ytwes Ga naar voetnoot+ bezig wezen ‘twelk geen betrekking tot den godsdienst heeft. Men
vind er weinige onder hen die niet dagelyks de bedestonden bywoonen of ze tenminsten op den zelven tyd in hunne huizen waarneemen, en niets is er ‘tgeen hen hierin verhinderd.
Ik heb, zynde met hen op de reis, van dag tot dag gezien dat wanneer hunne gebede-stonden naderden, zy alle de beesten stilhielden en hun gebed in het veld deden, zoekende altyd omtrent eenig water te komen om zich alvorens te reinigen, waartoe zy t’aller tyd een vertinde kopere kan met hun voeren.
De manier welke zy in dit bidden gebruiken, is zeer vreemd, makende velerhande wonderlyke gebaarden en beweegingen met de handen, armen, ’t hoofd en het gantsche lighaam. Ondertusschen leggen ze gestadig op de knien, kussen verscheidene maalen de aarde enz., houdende altyd, om de reden die wy hiervoor gezegt hebben, het aanzigt na ’t zuiden gekeert.
Patriarchale Kerk der Grieken
Na gesproken te hebben van de Turksche mosqueën of kerken moeten wy ook eenige melding doen noopende de patriarchale kerk der Grieken, S. Nicoli geheeten. In deze ziet men een stuk van de kolom daar de Heere Christus aan gegeesseld zou zyn geweest, bruin yserachtig van koleur, van dewelke de Grieken zeggen dat ze op den Goeden Vrydag natuurlyk sweet van zich geeft. Ga naar voetnoot+ Gelyk ook noch drie yzere kisten, en in een derzelven het geraamte van de moeder der zeven jongelingen welke door last van Antiochus gemartelizeert zouden zyn omdat zy het heidensche geloof niet wilden aannemen. De Grieksche kerk viert haar onder den naam van S. Machabaea. De twee andere besluiten de geraamtens van een zekere koningin die te Constantinopolen zoude hebben geregeerd, en van S. Theodosius, andere zeggen van S. Veneranda, te Smirna gemarteld, zynde aldaar over de zeshonderd jaaren bewaard geweest. Ziet daar wat het voornaamste van de kerkelyke gestigten belangt. Van welke tot die van de regeeringe overtredende, zullen wy vooreerst eenige plaats beslaan met een korte beschryving van het serrail.
Serrail
Het strekt zich in de gedaante van een driehoek, met de twee zyden aan de zee en de derde binnen de stad, omringd met een hooge muur daar verscheidene wachttoorns op staan, gestadig bewaard door een goed getal van aadgomoglans, tot welke bediening (gelyk ook tot andere diergelyke) de domsten der Christene tribuit-kinderen gebruikt worden, en is gebouwd – niet alleen ter plaatse daar men zegt eertyts Byzantium gestaan te hebben, maar men meind ook dat in dezen omtrek alle de eerste wooningen van Byzantium souden bevat geweest zyn – op den heuvel of hoogte van S. Demetrius, zynde een punt van het vasteland van waar men een zeer fraaye uitzicht, langs het casteel, na den mont van de Swarte Zee heeft.[BA/28]De wooningen beslaan den kruin, en de tuinen den voet van den gemelden heuvel.
’t Word gereekend een klein uur gaans in den omvang te hebben en besluit zoo veel menschen, dat een stad van desselfs grootte daarmede genoegzaam zoude bevolkt zyn, en vervolgens in menigte van ingezetenen geweldig zoude konnen aangroeyen, indien degeenen aan dewelken dit paleis eer tot gevangenis als wooning verstrekt, zich met enger en zachter banden tesamen konden vereenigen. Want zynde byna altemaal, zo van d’eene als van d’andere sexe, in de bloey van hunnen ouderdom en verkoozen van Ga naar voetnoot+ een gezonde en wakkere gesteltenis des lighaams, is er niet een onder de capigis, bostangis, achis en halvagis (dat is te zeggen: poortiers, hoveniers, koks en confituriers) en andere officiers Ga naar voetnoot+ van het serrail die niet in korten tyd hooft van een aanzienlyk huisgezin zou worden, wanneer hy met wettige banden aan eenige der sultanes of odalisques
(zynde derzelver kamenieren) verbonden was. Maar een onmededoogende bende van swarte gelubten Ga naar voetnoot+ laat aan deze ongelukkige juffers noch aan hunne rampzalige bedienden niet toe malkander te zien, ’k laat staan te spreeken.
Zy worden altemaal zeer nauw opgepast en gadegeslagen, d’eene in hunne bediening en d’andere in hun vertrek. De sultanes gaan er nooit uit als onder het geleide van deze genoemde bewaarders, en nog geschied het zeer zelden en niet sonder uitdrukkelyk verlof hiertoe en in klein getal. Welk verlof verkregen hebbende worden ze omringd door een hoop van die onmachtige swarten. De bostangis of andere officiers die zich by geval in hunnen weg vinden, zyn gehouden metterhaast aan kant te gaan en zich met het aangezicht tegen d’aarde neder te werpen, opdat men niet moge zeggen dat eenig manspersoon de minste der sultanes van het groot serrail, terwyl zy er haar verblyf in heeft gehad, gezien heeft. Dit voorrecht word alleenlyk voor den Grooten Heer behouden, die er aan anderen geen deel af geeft dan wanneer hy – om een bassa of iemand anders van wien hy een zonderlingen dienst heeft genooten, eer aan te doen – eene der sultanes, welke hy niet meer gebruykt, uit zyn serrail hervoor laat brengen om ze hem ten huwelyk te geeven.
Uit hetgeen ik hierboven gezegt hebbe, kan men wel begrypen dat het serrail een half eiland is, aan twee zyden door de wateren der zee bespoeld, maar geheel omringd met een platte muur, voorzien met verscheide zo ronde als vierkantige toorns, tamelyk dicht aan malkanderen geplaatst. Op de meeste dezer toorns wort des nachts door de gezegde aadgomologlans of tribuit-kinderen, die men niet bekwaam acht tot hooger bedieningen, wagten uitgezet om acht te geeven op de ongeregeldheden welke binnen of buiten het serrail zouden konnen geschieden, gelyk mede op het vuur, ‘tgeen dikwils swaare branden te Constantinopolen veroorzaakt.
In deze omtrek van muuren zyn niet alleen de gebouwen van ’t paleis begrepen, maar ook de tuinen of hoven, in welker midden de gebouwen staan op de verhevenste plaats van het promontorium of hoofd, als gezegt eertyts den ‘Heuvel van St. Demetrius’ geheeten. Doch men moet zich niet inbeelden dat de tuinen van het serrail in gelykheid gesteld konnen worden met degeenen der koninklyke hoven, en zelfs ook niet met de lustplaatsen van verscheidene particulieren in Europa, noch dat ook de gebouwen iets diergelyks hebben als men in Christenryk ziet.
’t Gantsche uiterlyke van dit keizerlyk paleis vertoont niets fraays nog reguliers. En heeft het d’overhand op alle de paleizen, ’t is den grooten omtrek en de gelegenheit alleen ‘tgeen het voor een der schoonste plaatsen des werelds doet achten. De tuinen zyn er zonder order, vol van cypressen, laurier en andere altyt groene boomen opdat men van Galata noch van d’andere gebuurige oorden welke hooger gelegen zyn, de sultanes wanneer zy er gaan wandelen, niet moge zien.
Wat belangt de gebouwen die het lighaam van ’t serrail uitmaaken, men ziet er gantsch geen order van regelmaatige bouwkunde, noch eenige symmetrie of proportie, zynde slechts een menigte van ongelyke huizingen, van malkander afgezonderd op de wys van paviljoenen en steunende meestendeel op groote boogen, beneden en terzyden derwelken de keukens en vertrekken der officieren zyn. Want de bovenste is maar voor de sultanes. Nopende de eerstgenoemde, welke zich gelyks de grond strekken, tot hiertoe kan men komen sonder iets te verliesen, vermits ze maar door de bedienden bewoond werden, maar wat het bovenste gedeelte (daar de sultanes zich onthouden)
belangt, den Grooten Heer en zyne gelubten Ga naar voetnoot+ hebben er alleenlyk toegang. ’t Is derhalven onmogelyk daervan eenige beschryvinge te geven – als zynde het een hoofdmisdaad na die gebouwen zyn oog te slaen – en dezelve met naeuwkeurigheid te willen beschouwen konde naeuwlyks met het leven genoegzaam geboet werden.
Dit serrail is voorzien met verscheidene poorten, waarvan de voornaemste, staande aan de landzyde tegenover de kerk van S. Sophia, gestadig door een menigte van kapidgis, die aldaar de wacht houden, bewaard word. d’Andere poorten worden maar geopend voor den Grooten Heer, en eenige bedienden welke hun verblyf in dit paleis hebben. Langs de muuren, aan de zeekant, loopt een kleine kaay daar niemand den voet op mag zetten, of hy moet een stuk weegs voorby het serrail weezen.
Speelhuis van den Grooten Heer, tegenover Galata
Op deze kaay, regt tegenover Galata, staat een kioske of speelhuis, niet hoog boven de grond, doch cierlyk van maaksel, en welkers dak door ettelyke marmere pilaaren ondersteund word. Hier komt den Grooten Heer menigmaal de lucht scheppen en treed er in zyn jagt of galjoot Ga naar voetnoot+ wanneer hy zich te water wil vermaaken. Doch wanneer óf den Grooten Heer, óf eene van de sultanes op deeze kioske (of speelhuis) of in eenige van hunne barken zich ter vermaak bevinden, mogen geene vaartuigen of barken zich daar omtrent bevinden, maar moeten haar verre daarvandaan en buiten ’t gezicht derzelve houden. ’t Is ook de plaats daar den capitein bassa, als hy met de galeyen zal uitgaan, zyne orders ontfangt.
Aan d’andere zyde van het serrail, welke langs de zee gelegen is, strekkende zich na de Zeven Toorns, ziet men mede een diergelyke kioske of speelhuis ten dienste van den vorst, doch hooger van d’aarde.
Behalve deze lustplaatsen vermaakt hy zich ook dikwils met in het gezelschap van d’eene of d’andere der schoonen, in dit paleis opgeslooten, welke het middel heeft gevonden van zich in zyne gunst te wikkelen, langs de fraaye dreeven der cypresseboomen daar de tuinen mede beplant zyn, te gaan wandelen.
’t Gebouw, niettegenstaande het van een welgeschikte bouworden, als gezegt is, niets heeft, zo is het nochtans van binnen (na het getuigenisse dergeenen die daar in geweest zyn, zoverre als het mag gezien werden) voorzien met veele schoone kamers, onder welke uitmunt degeene daar de gezanten in ontfangen werden.
Niet minder schoon is de stal, en de toerusting der paarden zo kostelyk, dat men moeite zouw hebben om iets diergelyks aan te wysen.
Nopende de vertrekken der vrouwen, verordend voor des vorsten wellust, men kan daar niet van spreeken als met d’uiterste onzekerheid, gelyk ook van derzelver bezigheden enz. De reden is gezeid. Dit alleen weet men er met genoegzame zekerheid af, dat ze altemaal in een gelyke graad zyn.
Byzonderheden wegens d’opvolging in het ryk enz.
Doch d’eerste die den vorst een zoon ter wereld brengt, wort voor keiserin erkent, en deze volgt zynen vader in het ryk. d’Andere zoonen en dogters werden volgens hunnen staat opgevoed. Zo het nu gebeurt dat dezen eerstgeboren zoon komt te sterven, treed degeene die de naaste aan hem is, in zyne plaats en deeld door deze verheffing de keiserlyke waardigheid mede aan zyne moeder, wordende d’andere in het oud serrail geplaatst. De broeders van den nieuwen vorst, welke voorheen door een barbaarsche staatkunde om ’t leven wierden gebragt opdat hy te zekerder op zynen throon gevestigd mogt weezen, worden nu gevangen gezet en opgeslooten gehouden.
De moeder van den tegenwoordigen keiser Mahomet den VIden heeft aan den janitzer aga borg moeten stellen dat zyne twee broeders, uit een andere vrouw gebooren, nooit gestranguleert Ga naar voetnoot+ zouden worden, om by aflyvigheit van den sultan, indien hy geene kinderen mocht nalaaten, een wettige navolger te hebben. Want andersins, gelyk de spraak gaat, sou de kroon aan den Tartarischen cham Ga naar voetnoot+ vervallen. ’s Keizers moeyen Ga naar voetnoot+, zusters en dochters werden mede koninklyk in dit paleis gehouden, en by voorvallende gelegentheden aan de voornaamste bedienden van de porte Ga naar voetnoot+ uitgehuwlykt.
Als den Grooten Heer komt te sterven, moeten alle de juffers uit het serrail, uitgezondert de keizerin, moeder van den nieuwen vorst, aan wien terstond van alle kanten de schoonste vrouwsperzoonen toegezonden worden. d’Andere werden in het oud serrail gebragt, doch laaten hunne kinderen in dat van den keizer om aldaar opgetrokken Ga naar voetnoot+ te worden. Die geene zoonen by den overledenen vorst hebben gehad, mogen – met des keizers believen – opnieuws in den echt treeden.
Byzondere serrails of paleizen
Binnen de stad ziet men ook nog veele andere serrails of paleizen van byzondere heeren, welke van buiten gantsch geen cierlykheid vertoonen, maar van binnen fraaye kamers en zaalen hebben, waarvan eenige kostelyk verguld en met een schoon blaauw of azuur beschilderd zyn, ‘twelk tot meerder cieraad met een zoort van lofwerk vermengd is. Wyders bestaat de meeste pracht in hunne divans of saffas Ga naar voetnoot+ bedekt met tapyten van ongemeene waardy en langs de muuren heen belegt met zeer schoone geborduurde kussens, daar zy zich op neerzetten op zodanig een manier als in de nevens-staande afbeeldingen op de letters A en B te zien is.[BA/29] Deze divans, welke omtrent een voet boven de grond zyn en niet als ongeschoeit betreeden worden, hebben zy meest in alle hunne kamers.
Verscheidene andere gebouwen maaken de stad aenzienlyk, onder welke niet de minsten zyn de hans of woonplaatsen der kooplieden.[BA/30] ‘k Noem ze aldus omdat ze tot der kooplieden gerief opgeregt zyn en in deselve ten allen tyden voor een geringe prys huysvesting aan hen beschikt werd. ’t Zyn groote gevaarten, den kloosteren niet ongelyk, van vaste steen gebouwd om voor brand en diergelyke ongevallen bevryd te weezen, waaraan de huyzen van Constantinopolen – als meest t’eenemael van hout gebouwd – heel licht onderworpen zyn. Van binnen ontmoet men een ruimen vierkanten hof of opene plaats, in welkers midden een fontein staat, omringd met een groote bak.
Rondomheen ziet men een menigte van boogen, verdeeld in zeer veele kamers, alle van hetzelve maaksel en ieder met een schoorsteen voorzien, die gebruikt werden als pakhuizen ter berging van koopmanschappen. Noch vertoond zich een galdery, door de gehemelte-boogen ondersteund en zich langs alle de vier zyden strekkende. Deeze heeft insgelyks haare kamers die den kooplieden tot woonplaetzen verstrekken, mits dat dezelve haer eigen beddegoed en keukengereedschappen bezorgen, want men vind er niets als de bloote muuren. Voor d’opening van een derzelven geeft men den portier, die de sleutels heeft, een halve of quart van een piaster, en wyders (zo lang als men er blyft) een asper of twee daags. Op dezelve wys worden ook de pakhuyzen voor de koopmanschappen gehuurd, en de hans of verblyfplaatzen des avonds met een ysere deur geslooten.
Groote bezistan
De groote bezistan of verkoophal verdient ook bezichtigd te worden. ’t Is een ruime ronde zaal, altemaal van gehouwen steen gebouwd en met zeer dikke muuren omringd. De winkels, in dewelke
doorgaans zeer kostelyke waaren verkocht worden, strekken zich rondom dezelve heen, gelyk op de Zaal in ’s-Gravenhage. Vier sterke poorten geeven ingang en worden des avonds, als yder zyne winkel toegedaan heeft – want niemand blyft er slaapen – wel vast geslooten. Boven welke verzekering geduurende den nacht nog eenige wachters daar binnen blyven, totdat de deuren des morgens van buiten weder geopend worden.
Yder gilde heeft hier zyn byzondere plaats, en niemand anders mag er diergelyke waaren veilen of verkopen. Ten dien einde zyn er verscheide verdeelingen straats-gewyze gemaakt (gelyk als op onze marckten) die alle door seekere openinge boven in het dak zoo veel ligts ontfangen als dezelve van noden hebben. Hier ziet men de goudsmeden en juweliers, gints de kooplieden in Hollandsche, Engelsche en Fransche lakenen, elders de handelaers in zyde en andere kostelyke stoffen, verder de schoenmaakers en kleederverkopers, en wat van diergelyke zoort kan geëischt werden, leggende in deeze plaatze allerhande kostelykheden ten toon en te koop. Men heeft noch een andere bezistan, doch kleinder, en daar zulke kostelyke waaren niet te koop zyn.
Historische kolom
Behalven deze bezistans zyn er noch verscheidene bazaars of openbaare markten, op een derwelken, avret-bazaar of de vrouwenmarkt geheeten, een zekere kolom staat van ongemeene hoogte, voerende den naam van de ‘historische’, ter oorsaak dat zy aan alle kanten, van boven tot beneeden, verscheidene heirtochten, veldslagen en andere diergelyke dingen of geschiedenissen van den keizer Arcadius Ga naar voetnoot+ in vakken van bas-relieven vertoont, op dezelve wyze als de kolom van Trajanus te Romen, welke zy wat de hoogte belangt te boven gaat, bereikende (na de maat die de beruchte Ga naar voetnoot+ Petrus Gyllius, de naauwkeurigste beschryver van Constantinopolen, daarvan geeft) honderd-zeeven-en-veertig voeten, daar die van Trajanus maar honderd-drie-en-twintig heeft. Ga naar voetnoot+
Men ziet deeze kolom alleen voor zoveel deselve zich vertoont boven de huisen met welke deselve tegenwoordig beset is, daar deselve voormaals vlak op de groote avret-bazaar en open plagt te staan; en laaten de huisen tegenwoordig zo veel niet overig dat men de benedenste gedeeltens vry en onbekommerd kan bezien. Ik hebbe ook geen vryheid of toegang in die huisen konnen bekomen om deselve naauwkeurig te konnen beschouwen. Ook weten de inwoonders van Constantinopolen of Turken zo weinig te zeggen van ‘tgeene op de benedenste gedeelten, die zich niet boven de omstaande slegte en kleene huisen vertoonen, gehouwen is, dat men geen kennisse altoos uit hetzelve kan bekomen . Ga naar voetnoot+
Of andere hiervan meerder hebben konnen te zien krygen als ik, is my onbekend, hoewel ik moet geloven dat er geweest zyn die dat geluk gehad hebben, omdat er schryvers zyn die de voetstal zelfs beschryven. Zy is geheel van marmer, maar op verscheidene plaatsen gebrooken. De figuuren zyn fraay gemaakt, doch degeenen welke zich aan de voet en het benedenste gedeelte vertoonen, zyn (zo gesegd werd) geschonden, niet zo zeer door ouderdom als wel door het bygeloof der Turken die geen beelden willen dulden.
Men zegt dat den keiser Arcadius deselve heeft doen oprechten en dat men van binnen met een wenteltrap na boven gaat. Na ’t getuigenisse hiervan ziet men op d’eene zyde van den voet ook d’afbeelding van de keisers Arcadius en Honorius, Ga naar voetnoot+ verzeld door ettelyke raadsheeren. Twee beelden van de Victorie zetten hen een kroon op ’t hoofd. Op het onderste gedeelte heeft men twee andere Victorien welke eenige vrouwenbeelden leiden, gekroond met tinnen van stadsmuuren,
verbeeldende de steeden die de legers van die vorsten aan hun gebied hadden onderworpen. Het labarum, zynde een cyfer Ga naar voetnoot+ der twee eerste letteren van het woord Christus door malkander gevlogten, ‘tgeen de godvruchtigheid der Christene keizers in plaatse der Roomsche Ga naar voetnoot+ arenden liet stellen, word er op verscheidene plaatsen gezien.[BA/31]
De poort welke placht ingang tot deeze kolom te geven, staat in het midden van de vierde zyde der voetstal of het pedestal, ‘twelk effen en met geen beeldwerk behouwen is, doch men kan tegenwoordig van de Turken geen verlof krygen om daar in te gaan of op te klimmen, ’t zy dat de trappen versleten of gebroken zyn, of dat zy om andere redenen het niet willen dulden. Want ook zoude eenig ander voorval daartoe ook wel aenleidinge konnen gegeven hebben, gelyk dan de Hr. Grelot in zyne Constantinopolsche reise een geschiedenis van zulk een aert verhaalt, welkers gelyke zoodanigen verbod wel zoude konnen te wege brengen.
Hy zegt dat zeker jong reiziger, vry wat gelukkiger als wys, had over eenige jaaren verlof gekreegen om er op te klimmen. Boven zynde was hy onvoorzichtig genoeg om zich gantsch bloot Ga naar voetnoot+ te toonen, hoewel men hem alvoorens had gewaarschouwd zorg te dragen, dat men hem niet kwame te zien. En hiermee noch niet vernoegd, tekende zynen naam boven op de kolom en slingerde gints en herwaarts met een neusdoek welke hy aan het eind zyner rotting Ga naar voetnoot+ had geknoopt. Straks kreegen degeenen die er voorbygingen of er huizen omtrent hadden, hem in ’t oog en waren geweldig verwonderd een mensch daar ter plaatse te zien, en noch meer als ze bemerkten dat het een Frank was die zynen hoed op ’t hoofd had.[BA/32] In een ogenblik was de geheele straat vol volks en de gantsche wyk in beroerte. d’Eenen schooten er hol over bol na toe, aangedreeven door de nieuwsgierigheid om deeze nieuwe Ga naar voetnoot+ figuur te zien, geloovende dat het de ziel was van dengeenen die de kolom heeft doen opregten, daar gekomen om de plaats die er zyn beeltenis eertyds beslaagen had, weder in te nemen. d’Anderen, opgewekt door de jalouzy wegens dat hunne vrouwen door een Christen gezien mochten weezen, vloogen ten huizen uit om te zien wie de stoutheid Ga naar voetnoot+ had van zich daar bovenop de kolom te vertoonen.. En gelyk de zaaken meestentyd ten argsten geduid worden, geloofden ze altemaal dat hy er met geen ander oogmerk opgeklommen was als om van daar te gemakkelyker hunne vrouwen-timmers Ga naar voetnoot+ te konnen bespieden en te zien welke hem ’t best behaagde. Hierop dan verwoedelyk het huis, waardoor hy in de kolom was gekomen, bestormd hebbende en hem metterhaast nederwaarts doen daalen, bracht men hem met slaan en stooten by den soubachy of wykmeester, en bereidde alreeds om hem voor zyne nieuwsgierigheid te betaalen, de falaque. d’Arme Frank zou tenminsten een vyftig slaagen onder de voetzoolen gekreegen hebben, indien zyn ambassadeur, in alleryl van de zaak verwittigd, niet ten spoedigsten een tolk met een geschenk aan den soubachy had gesonden, verzoekende dat hy niet voort zoude vaaren, met byvoeging dat degeen die den Frank in de kolom had gebracht, meer schuld had als hy die een vreemdeling was en de gewoontens van Turkyen niet kende. En dat hy ten anderen ook most betrachten dat dezen jongeling, niet al te snedig zynde, uit opsicht van Ga naar voetnoot+ den ambassadeur en het geschenk ‘tgeen hy hem kwam te doen Ga naar voetnoot+, verdiende dat men hem een misslag, welke de dwaasheid hem alleen had doen begaan, ten besten hield. En eindelyk dat, zo eenige straffe geoeffend most worden, die eerder aan den portier van de kolomme als aan den armen vreemdeling behoorde besteed te werden. Ook Ga naar voetnoot+ raakte hy
op deze voorspraak vry van de stokslagen, en den Turk ontfing ze in zyne plaatse.
Kolom van den keizer Marcianus
Wat de kolom van den keizer Marcianus Ga naar voetnoot+ belangt, ik heb geduurende myn verblyf tot Constantinopolen noit gelegentheid konnen bekomen om dezelve te besichtigen. Daarom zal ik er alleen van zeggen hetgeen de vermaarde reizigers Spon en Wheler, die het geluk hadden van dezelve t’ontdekken, daarvan schryven. Zy staat in het quartier der janitsers, dichtby de badstoven van Ibrahim bassa, op de plaats van het huis van een particulier perzoon. Dezelve is van gespikkelde marmersteen en mag omtrent vyftien voeten hoog zyn. Ga naar voetnoot+ ’t Capiteel is van de Corintische order. Boven het capiteel staat een vierkante uitgeholde steen, aan de vier hoeken met vier arenden vercierd, ‘tgeen my deed oordeelen dat het hert van den vorst daarin beslooten had gelegen, want de twee vaarsen die op den voet staan, zeggen tot den lezer dat hy daar het beeld en het bed van Marcianus kan aanschouwen, ‘tgeen Tatianus hem toegewyd heeft.
Zo hy een heidensch vorst had geweest, zou men er zyne asch in eenig aarden vat gezet hebben. Maar vermits hy een Christen was (en de gewoonte van het verbranden der lyken onder hen vernietigd) is er eenige reden om te gelooven dat men maar zyn hert alleen daarin had gelegt, zynde het lighaam mogelyk onder de kolom begraaven, en voormaals ’s keizers beeltenisse mogelyk boven den steen, die het capiteel dekt, geplaatst geweest. Gelyk die schryvers uit de inscriptie ofte het opschrift der kolom besluiten, hoewel dezelve beswaarlyk te lezen is.
Pronknaald op den Atmeidan
Op den atmeidan, zynde d’oude hippodromus of renbaan, omtrent het midden, ziet men een vierkante piramide, uit een eenig stuk gehouwen, bereikende de hoogte van omtrent vyftig voeten. Ga naar voetnoot+ Zy is van een zekere soort van bruine steen, noch weinig geschonden, en rondom met characters en hieroglyphische letteren getekend. Deze obeliscus of pronknaald geloofd men opgerecht te weezen ten tyde van den keizer Constantinus. Ga naar voetnoot+ Op de voetstal aan d’eene zyde leest men een Grieksche inscriptie, en aan d’andere een Latynsche, beide te kennen gevende dat den keizer Theodosius Ga naar voetnoot+ dit swaare gevaarte, nadat het lang verwaarloosd en veracht ter aarde had gelegen, weder heeft doen oprechten. Tot teken daarvan ziet men op eene der andere zyden in bas-relieven verbeeld de werkuigen welke men daartoe gebruikte. Meer andere inscriptien, zo in ’t Grieksch als in ’t Latyn, zegt men dat nog laager op de voetstal (die voor het meeste gedeelte onder d’aarde is) zouden staan.
Kolom van de drie slangen
Wat verder, na het einde toe op den zelven atmeidan vertoont zich een kolom, bestaande uit drie metaale serpenten of slangen welke door malkander gestrengeld zyn en met hunne koppen, die boven als in een driehoek komen uitspringen, een soort van kroonciersel maaken. ’t Onderste gedeelte der bek van een dezer slangen is gebroken, daar Mahomet de IIde de schuild af draagt, die wanneer hy Constantinopolen vermeesterd had, uit overmoed met een strydhamer daartegen sloeg. Andere beweeren dat het met een werpspies gedaan zou weezen en leggen het sultan Mourati te last. ’t Gemeen en bygeloovig gevoelen is dat deze kolom door een talisman of zekere manier van besweeringe daar tegens de slangen opgeregt zou zyn. ’t Welk aldus verhaald werd.
Ten tyde van den keizer Leo Isauricus Ga naar voetnoot+ dien men wil een voornamen toveraar geweest te zyn, onthielden zich drie vervaarlyke serpenten omtrent Constantinopolen die de bygelegen landstreek t’eenemaal verwoesteden, tot zoverre dat de bewoonders dezelve moesten verlaaten. De keizer, om dit ongeval te stutten, nam toevlucht tot zyne konst en dwong de drie slangen
door tovermiddelen in een groote graft te komen welke hy in ’t midden van de hippodromus had doen delven, in welke zy vervolgens dood geslaagen en met aarde bedekt wierden. Om dusdaanige ongevallen niet meer onderworpen te werden, liet hy deze kolom hier ter plaatze oprechten. Andere meinen dat door die drie slangen zinnebeeldig de drie wereldsdeelen beteekend wierden – want het vierde was noch niet bekend – en de vereeniginge van de oostersche en westersche ryken daardoor afgeschaduwd zoude geweest zyn, die nu haare macht over de geheele bekende wereld waaren uitstrekkende.
Atmeidan
Maar om ook een woord of twee van den atmeidan zelve te zeggen, ’t is een zeer ruime plaats, beslaande de lengte van vyfhonderd-en-vyftig treden en de breedte van honderd-en-twintig. Ten tyde der oostersche keizers wierden er wedloopen met paarden gedaan en by voorvallende gelegentheden openbaare vreugde-tekenen vertoond. ’t Gebruik is niet veranderd, want de Turken oeffenen er noch dagelyks hunne paarden en hebben er derhalven den naam van atmeidan, ‘tgeen ‘paardenplaats’ of ‘veld’ betekend, aan gegeven.
Verbrande kolom
Aan een anderen oord, te weeten omtrent de groote straat welke zich van de Poort van Adrianopolen na het serrail strekt, ziet men noch een kolom, zonder beeldwerk, doch kostelyker dan alle de voorgaande als zynde van porphyrsteen, maar men kan ze tegenwoordig zeer beswaarlyk van marmer onderscheiden ter oorzaak dat ze door een brand, die eenige gebuurige huizen vernielde, gantsch swart is geworden. ’t Is de reden waarom men haar ook met de naam van de verbrande gedoopt heeft. Zy bestaat uit acht stukken die, vermits de voegen eertyds door uitgehouwene lauwriertakken bedekt wierden, voor dit ongeval zodanig op malkander geschikt waren, dat ze uit één enkel stuk scheen te weezen. Tegenwoordig is ze met swaare ysere banden beslagen om ze voor het vallen te behoeden.
Graf van den Vizir Mahomet Kiuperli Bassa
Na dese prachtige gedenktekenen der oudheid beschreven te hebben, zal ik ook iets zeggen wegens de begraafplaats van den Grooten Vizir Mahomet kiuperli bassa, vader van Achmet kiuperli bassa die in zyn ampt op hem volgde. Zy staat in een groote straat, niet ver van de kerk van S. Sophia, en vertoont zich als een kleine mosquee, overdekt met een koepel, hebbende een open portaal van de zyde van de straat, waaronder hy begraven legt. Want omtrent den jaare 1673 of 74 wierd er het dak afgenomen opdat het graf door de regen bevochtigd mocht worden. De reden, volgens het verhaal der ingesetenen, is deze.
De Grooten Heer en zyn eersten vizir, zoon van den overledenen, hadden op zekeren nacht eenzelve droom in dewelke zich den overleden vizir voor hen vertoonde, biddende dat zy hem wat water en verkoeling wilden geven, alzo hy lag te branden. ’s Morgens verhaalden zy, yder even verbaast, wat hen in den nacht was wedervaaren, en gaande met den moufti Ga naar voetnoot+ te raad, vond deze goed dat men het portaal zou ontdekken opdat de regen op het graf konde vallen. ’t Zeggen by het gemeene volk is, dat hy in d’andere wereld gestraft word over de geweldenaaryen welke hy in deze op hunne beurzen heeft gepleegd.
Haven; Straaten en Huizen
De voortreffelyke haven van deze stad dient hier ook niet vergeeten te worden. De mond van dezelve is gelegen tusschen de Witte en de Swarte Zee, welker canaalen zodanig tegen malkander leggen dat wanneer de wind de schepen belet langs den eenen weg aan de stad te komen, hy goed is om dezelve langs den anderen te doen aanlanden. Ga naar voetnoot+ Want daar regeeren maar twee winden, te weeten de noorde en de zuide. Als d’eerste waait, komt er niets uit de Witte Zee of Propontis omdat
het niet kan door den Bosphorus Thracicus Ga naar voetnoot+ derwaarts gevoerd worden. Maar dan hebben de schepen welke uit de Swarte Zee of Pontus Euxinus en door den Bosphorus Ponticus Ga naar voetnoot+ komen, voorwind, en verzorgen de stad van alle noodwendigheden. Wanneer de zuidewind integendeel heerscht, word niets langs de Pontus Euxinus, maar alles langs de Propontische Zee Ga naar voetnoot+ toegevoerd, zulks dat deze winden teregt voor de twee sleutels van Constantinopolen gehouden worden welke den ingang voor de schepen openen en sluiten.
Doch om weder tot de haven te keeren, de natuur heeft haar, zonder dat er de konst yts van het haare heeft behoeven by te voegen, de schoonste der wereld gemaakt. Zelfs ook voor de grootste schepen, die diepte genoeg hebben om zo dicht aan het land te naderen dat ze maar een plank behoeven uit te werpen om er op te treeden. Den omvang begrypt tenminsten over de sesduizend schreeden, en de wydte omtrent duizend.
Rondom ten zuiden en westen ziet men Constantinopolen, ten noorden Fidikli en Tophana, en ten oosten Scutari, ‘twelk het aangenaamste voorwerp ‘tgeen men zich kan inbeelden aan het oog beschikt.[BA/33] Want vermits alle deze plaatsen op de wyze van een amphitheater gesticht zyn, beschout men alles met een opslag. Ga naar voetnoot+ De vermenging van de cypresseboomen met de geschilderde gevels der huizen en de ronde toorns van de mosqeën vermeerdert de schoonheid van dit gezicht.
Maar om te zeggen gelyk het er inderdaad Ga naar voetnoot+ mee gelegen is, alle de schoonheid van Constantinopolen bestaat in ‘tgeen men er van buiten ziet. Want binnen in de stad is er zeer weinig schoons te vinden, zynde de straaten door d’onachtsaamheid der inwoonders zeer vuil en lelyk, meestendeel eng, bochtig en ongelyk, hier hoog en daar laag, kortom zeer ongemakkelyk te begaan, en de gemeene huizen gantsch niet fraay en meerendeels slechts van hout opgeslagen.
Zaal daar een Concilie in gehouden is
Eindelyk, noopende de zaal daar weleer een concilie in gehouden is, van dewelke Monsr. de Monconys die zich in den jaare 1648 te Constantinopolen bevond, in zyne reize gewag maakt, ‘k heb dezelve niet gesien doch wil er echter den lezer de beschryving niet af onthouden, of Ga naar voetnoot+ er mogelyk ymand lust mocht krygen om ze te gaan opzoeken.
Zy is, zegt hy, omtrent de ‘Zeven Toorns’ in het huis van een Armenier, alwaar men een klein kerkje ziet – want weleer placht er een klooster te wezen – daar de Turken de ses voornaamste kolommen uitgenomen hebben.[BA/34] Buiten twyfel zal ze tot een eetzaal hebben gediend, gelyk men kan afmeeten uit de tafelen welke alsnoch ter wederzyde langs de muur staan. De lengte strekt zich tot veertig, en de breedte tot acht treeden.
Verscheidene afbeeldsels van kluizenaars, die een heilig leven gevoerd hebben, vertoonen zich, in fresco geschilderd, langs de muuren, en daarboven een fries, geschilderd met patriarchen ter halver lighaame, en boven deze een tweede fries met het leven van de H. Maagd.
Het gewelf maakt een halve koepel, alwaar men een Avondmaal in mozaïsch werk verbeeld ziet, doch in plaats van het lam, staat er een visch in een kom met water op het midden van de tafel.[BA/35] Aan het eind, omtrent de deur, ziet men aan d’eene zyde een Griekschen keizer geschilderd, en aan d’andere een keizerin, hebbende yder een groote dochter nevens zich staande. Doch tusschen den keizer en zyne dochter ziet men noch een kleinder dochtertje van tien à twaalf jaaren.
De keizer heeft een geslotene kroon op ’t hoofd, gelyk die der aartshertogen, gantsch van gesteenten, met een soort van tulband eromheen gewonden. Zyn tabbaard hangt tot aan de voeten en heeft zeer wyde mouwen, aan het eind bezet met een boord van gesteenten ter breedte van een halve voet, even als een brazelet. Ga naar voetnoot+
Aan den elboog boven aan de schouders heeft men hetzelfde en ter zelver breedte. Om den hals strekt zich een zeer groote klap of bef, en voor op de borst een breede strook (gelyk men wel aan de kleeding van sommige geestelyken ziet) van het zelve werk welke tot beneden aan den tabbaard hangt. Midden om het lyf loopt een breede gordel dien hy onder den slinkerarm verdubbelt. De keizerin is op de zelve wys gekleed, uitgezondert dat haare mouwen enger zyn en om den arm sluiten. Zy hebben beide roode schoenen aan
’t Klein dochtertje heeft maar een graavelyke kroon op ’t hoofd en is gekleed met een paludamentum, voor op de borst aan de rechterschouder toegedaan en met de slinkerhand een weinig opgeheven.[BA/36] De rechter steekt door d’opening heen. De twee groote dochters zyn gekleed even als de keizer, uitgezondert hunne kroonen, van gedaante als een pauselyke of driedubbelde kroon, en hunne mouwen, die zeer wyd zyn, hangen tot aan d’aarde, gelyk d’oude kleeding der koninginnen van Vrankryk.
Men ziet hier ook een agiasma of water, ‘tgeen de Grieken gelooven de kracht te hebben van allerhande ziektens te konnen genezen. Ga naar voetnoot+
- voetnoot+
- De Zee van Marmora.
- voetnoot+
- in zijn levensonderhoud voorzag
- voetnoot+
- religieuze lichaamsbewegingen
- voetnoot+
- flinke
- voetnoot+
- en bij die gelegenheid
- voetnoot+
- bij elkaar op bezoek
- voetnoot+
- Zie ook f. 286 over deze kolom.
- voetnoot+
- neger-eunuchen
- voetnoot+
- gecastreerden
- voetnoot+
- Ondiepe twee- of driemaster met brede boeg en achterschip.
- voetnoot+
- geworgd
- voetnoot+
- khan, heer, vorst
- voetnoot+
- tantes
- voetnoot+
- Het Turkse hof (serrail)..
- voetnoot+
- opgevoed
- voetnoot+
- Zie de gravures bij f. 136.
- voetnoot+
- De eerste keizer van het Oost-Romeinse Rijk; r. 395-408.
- voetnoot+
- beroemde
- voetnoot+
- Respectievelijk ruim 46 meter en ruim 38,50 meter.
- voetnoot+
- dat men telkens opnieuw niets van hen te weten kan komen
- voetnoot+
- De eerste keizer van het West-Romeinse Rijk; r. 395-423.
- voetnoot+
- naamcijfer of monogram
- voetnoot+
- Romeinse
- voetnoot+
- duidelijk zichtbaar
- voetnoot+
- (wandel)stok
- voetnoot+
- zonderlinge
- voetnoot+
- stoutmoedigheid
- voetnoot+
- vrouwenvertrekken
- voetnoot+
- rekening houdend met
- voetnoot+
- dat hij zojuist gegeven had
- voetnoot+
- dienovereenkomstig
- voetnoot+
- Bijna 16 meter.
- voetnoot+
- Constantijn de Grote; r. 306-337.
- voetnoot+
- Bedoeld is Theodosius II; r.408-450.
- voetnoot+
- Leo III van Byzantium; r. 675-741.
- voetnoot+
- wetsgeleerde
- voetnoot+
- Met de Witte Zee is de Zee van Marmora bedoeld.
- voetnoot+
- Het zuidelijk deel van de Bosporus; zie gravure 22C.
- voetnoot+
- De huidige Bosporus.
- voetnoot+
- De Zee van Mamora.
- voetnoot+
- oogopslag
- voetnoot+
- in werkelijkheid
- voetnoot+
- Cf. de ‘Fontein der Heyliging’ op f. 77.