Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermdDe Franse vertaling van 1700 (Delft, Chez Henri de Kroonevelt. MDCC. Avec Privilege.) Ga naar voetnoot+In folio. Omvang: 14 + 408 + 6 pagina’s, waarvan 408 genummerd. Afmetingen: ca. 22 x ca. 35 cm.
De openingsprent is gelijk aan die in de Nederlandse editie, zij het dat de tekst op de wimpel hier luidt: VOYAGE DE C. LE BRUN. In formaat en uitvoering is deze vertaalde Franse editie van 1700 identiek aan de Nederlandse uitgave van 1698. Dezelfde gravures staan in dezelfde volgorde, waarbij de foutieve dubbele nummering van 170 niet verbeterd is. Er zijn echter twee afbeeldingen toegevoegd. Van gravure 94 is de linkerhelft elders in de tekst apart afgedrukt; gravure 95 is aan het eind van hoofdstuk XLI nogmaals afgedrukt, nu met het bovenschrift: Vista presso di Rosetta. Enkel gravure A (het inwijdingsritueel van de ‘Bentvogels’ in Rome is helemaal vernieuwd en vertoont een geheel andere voorstelling.
Nederlandse editie 1698
Franse edities 1700 en 1732
Alle gravures in deze uitgave zijn van heel goede kwaliteit. De clichés zijn duidelijk opnieuw geschikt gemaakt voor nieuwe afdrukken. De lijnen zijn bijzonder scherp, zo scherp dat sommige gezichtsuitdrukkingen, die in de Nederlandse editie ietwat grof getekend lijken, nu in positieve zin veranderd zijn. Bovendien hebben ze nagenoeg alle een (Italiaans, soms Latijns) onder-, boven- of tussenschrift gekregen.
Op de keerzijde van het titelblad staat in het Nederlands (!) het privilegie d.d. 15 juli 1698 van A. HEINSIUS. Deze pagina is volkomen identiek aan die in de Nederlandse uitgave van 1698.
Dan volgt het portret van Cornelis de Bruyn, eveneens geheel gelijk aan dat in de uitgave 1698 (Godfr. Kneller Eques pinxit; G. Valck schulp.), maar de onderschriften verschillen. In de Nederlandse editie luidde het zesregelig gedicht van Johannes Brandt: Wat zwier speelt in DE BRUINS opmerkende gelaat!
Een halve weerelt doet zich voor in deeze plaat;
Laat andre reizigers bekladden hún papieren.
De wijsheit kranst dit hooft met zee- en lantlaurieren.
Uit beter oogen ziet ons Nêerlandt als het plag.
Deez tekende deez schreef niet anders dan hij zag.
In de Franse uitgaaf staan vier Latijnse hexameters: Orbis Idumei clarus tepidique Canopi
Hospes Apelleae non levis ortus honos
BRUNIUS hic ille est: quem quo sua saecula norint
Ingenio melius pictus ab ipse suo est.
De opdracht is nu niet meer gericht aan Willem III – allicht niet, omdat de aanspraak op de Franse troon, verwoord in de titulatuur van de Engelse koning, niet in goede aarde zou vallen bij Lodewijk XIV – maar aan Antoine Ulric, hertog van Brunswijk en Lüneburg etc. Ga naar voetnoot+ Deze opdracht is uiteraard in zéér vleiende bewoordingen gesteld, en refereert aan het bezoek dat de hertog aan De Bruyn heeft gebracht om zijn meegebrachte rariteiten te bezichtigen, en zich met de auteur te verstaan inzake zekere op- of aanmerkingen van zijn kant betreffende de belangrijkste plaatsen in dit werk.
Daarna volgt het preface van de auteur. Aan het voorwoord in de Nederlandse editie van 1698 is ruim 1 bladzijde tekst ter vervanging ingevoegd, meteen na de zin waarin de namen Grelot en Smith worden genoemd. In dat ingelaste gedeelte verweert De Bruyn zich tegen de aantijging dat hij allerlei tekeningen van anderen heeft overgenomen zonder dat te vermelden. Inderdaad, in zijn voorwoord verzwijgt hij die ontleningen, maar in de tekst noemt hij telkens trouwhartig de naam van die ‘vreemde’ tekenaar. De betreffende passage is door mij duidelijk aangegeven. Het ingevoegde stuk luidt aldus: Cela ne m’a pourtant pas tellement réussi, que je n’aye en quelques peu d’endroits commis des fautes en ce qui regarde l’antiquité pour m’en être trop rapporté à mes auteurs. Quelques sçavans les ont remarquées, & sur l’avis qu’ils m’en ont donné j’ai corrigé ces endroits dans cette edition Françoise, marquant en même temps où j’avois pris ce que j’avois avancé sur la bonne foi de mes Auteurs. C’est une satisfaction que j’ai cru devoir à ceux qui liront mon Livre, & je ne croi pas que cela tourne à mon desavantage, puis qu’il est de la sincerité & de la candeur d’un honnête homme de reconnoitre les fautes qu’on a faites, & de les corriger quand on le peut. In deze Franse vertaling zijn alleen de twee Latijnse lofdichten van Francius en Broukhusius afgedrukt; de vier Nederlandse zijn weggelaten.
Dan volgt een betrekkelijk korte brief van De Bruyn uit Den Haag d.d. 23 januari 1700 aan consul Van Dam met het verzoek een schriftelijke getuigenis af te geven dat al zijn tekeningen ook werkelijk van hem zijn, en niet van anderen gestolen. Van Dam heeft hierop zeer positief (en uitgebreid) gereageerd in zijn schrijven uit Utrecht (“De ma maison de Saint Servas à Utrecht”) d.d. 29 januari 1700. Dergelijke getuigenissen zijn eveneens afgedrukt van vijf personen die net als Van Dam hem in de Levant hebben zien tekenen, te weten: 1. Giacomo de Bucquoy (Amsterdam, 5 januari 1700); 2. Guillielmo Slaers (Amsterdam, 13 februari 1700); 3. Henrico Lub (Amsterdam, 10 februari 1700); 4. Giovanni van Bobert (Amsterdam, 9 februari 1700); 5. Roger van Cleef (Den Haag 26 december 1699). Op deze vijf brieven volgt een pagina met aanwijzingen voor de binder betreffende de illustraties, juist zoals die in de Nederlandse editie helemaal achteraan is afgedrukt. Dan volgt een uitvouwbare landkaart, getiteld Tabula Geographica Continens Vestigia et Processum Itineris Tam Maritimi quam Terrestris Cornelii de Bruin.
Na de complete tekst in Franse vertaling, met (op enkele uitzonderingen na) exact dezelfde gravures, staat aan het eind (juist als in de Nederlandse versie) een register. Een lijst met opgemerkte drukfouten ontbreekt. | |
De Franse vertaling van 1732 (La Haye, chez P Gosse & J. Neaulme, MDCCXXXII) Ga naar voetnoot+Deze Franse vertaling is niet in folio, maar in quarto (19 x 25,5 cm) gedrukt, en verdeeld over twee boekdelen, respectievelijk 12 + 648 + 12 bladzijden (lopend tot en met hoofdstuk XXXVI) en 565 + 12 bladzijden (lopend tot en met het laatste hoofdstuk). Deze uitgave van 1732 begint na de titelpagina met een Avis sur cette Edition van twee bladzijden. Dan volgt het voorwoord van de auteur, gelijkluidend aan dat in de editie 1700, zij het met een tweetal geschrapte zinnen; zie boven. De opdracht aan de hertog van Brunswijk is dus weggelaten. Daarna volgen twee bladzijden met een korte Approbation van M. de Boze van de Académie Françoise d.d. 14 juni 1720, en een Privilège du Roy van bijna twee pagina’s. Ook hier alleen de twee Latijnse gedichten van Francius en Broukhusius. Vervolgens is er de uitvouwbare landkaart van de Levant ingevoegd; zie hierboven. Het is een ietwat verkleinde versie van de kaart uit de editie 1700. Het portret van De Bruyn is hertekend, maar heeft het Latijnse onderdicht uit de editie 1700 behouden.
Nederlandse editie 1698
Franse editie 1700
Franse editie 1732
De kwaliteit van de gravures in deze editie is ronduit bedroevend. Ze zijn allemaal klein, soms zeer klein, afgedrukt. Ze zijn slecht en onduidelijk hertekend. Gravure 17 en 18 (bijvoorbeeld!) zijn van slechte kwaliteit. Bovendien is het gezicht op nr. 17 anders hertekend. Evenzo zijn (bijvoorbeeld!) gravure 34 t.m. 38 van een beroerde kwaliteit, waarbij nr. 36 slechts klein is afgedrukt! Gravure A is gelijk aan die in de uitgave 1700; zie boven. Alle fraaie, tweezijdig opvouwbare panorama’s zijn weggelaten. Alleen van Jeruzalem, Bethlehem en Aleppo is een kleine, eenzijdig uitvouwbare afbeelding opgenomen. Smyrna (nr. 4), Magnesia (nr. 21) en Constantinopel (nrs. 22A en 22B) ontbreken. Alleen nr. 22C is (klein) afgedrukt. Wel staat (voor het gemak van de lezer) boven elke prent het paginanummer gegeven, waar de betreffende prent bij hoort. Ook hebben veel gravures een nieuw opschrift gekregen, bijv. Vue de Smyrne et du Popt [sic]. Het zijn trouwens veelal de Italiaanse opschriften, overgenomen uit de Franse uitgave 1700. Heel veel gravures zijn helemaal niet afgedrukt. Het betreft de volgende nummers: 10, 11, 12, 15, 16, 23, 27, 28, 29, 30, 33, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 50, 51, 52, 53, 57, 58, 60, 63, 65, 66, 68, 69, 71, 72, 73, 74, 75, 80, 81, 82, 83, 95, 97, 103, 104, 108, 109, 110, 111, 115, 116, 117, 118, 125A, 125B, 128, 135, 136, 151, 153, 154, 156, 157, 160, 161, 162, 165, 169, 170, 173, 174, 175, 179, 181, 182, 183, 184, 185, 190, 191, 192, 195, 196, 205, 206, 207, 208. In totaal zijn dus 84 van de bijna 225 tekeningen gewoon weggelaten.. Vergelijk de hierna afgedrukte twee bladzijden met illustraties met die uit de Nederlandse uitgave 1698 of de Franse 1700. Het verschil is frappant. De corresponderende gravures zijn respectievelijk de nummers 1, 2, 3, 5, 6 en 78, 79, 84, 85. De delging van 84 gravures betekent tevens dat de verwijzingen in de tekst zijn aangepast. Prentnummers en eventueel de hele verwijzende zin waarin ze genoemd worden, zijn eenvoudig weggelaten. Een andere mogelijkheid is deze: in de Nederlandse uitgave lees je bij de gravures 14 en 15 (Epheze): Ik tekende ook twee gezichten van Ephesen, elk van een byzondere kant, na my de tyd toeliet, welcke alhier op No 14 en 15 vertoond werden. By welcke ick noch een derde schetze van een andere gesichtplaetze, door de heer Wastiou aldaar zeer naauwkeurig afgetekend, onder No 16 hebbe willen voegen om den naauwkeurigen leezer te meer genoegen te geven. In deze Franse editie staat eenvoudigweg: J’ay dessiné la ville d’Ephese, dont on voit ici la perspective la plus avantageuse. Want ja, alleen gravure nr. 14 is opgenomen. Soms echter blijft de verwijzing gewoon staan, terwijl de betreffende gravure niet is opgenomen. Bijvoorbeeld bij de – let wel – ontbrekende gravure nr. 12: Cette vue est representée dans la taille-douce que je joins ici.
Het heel bijzondere aan deze tweede Franse editie is, dat ze (in tegenstelling tot die van 1700) geannoteerd is. Die voetnoten zijn soms betrekkelijk kort gehouden, maar ook heel vaak uitgegroeid tot lange, soms zéér lange aantekeningen. Het oorspronkelijke relaas is derhalve door de uitgever – Cornelis de Bruyn was inmiddels overleden – op bepaalde plaatsen sterk uitgebreid. Er staat bijvoorbeeld een tamelijk korte voetnoot op p. 21 over Sixtus V; een vrij lange op p. 25-26 bij de beschrijving van de stemming voor een nieuwe paus. Een echt lange voetnoot (vier kolommen die samen twee bladzijden vormen) staat op p. 301-302 over de twee engelen met wie elke dode Turk te maken krijgt. Deze voetnoot wordt aldus ingeleid: Comme M. le Bruyn a emprunté toute cette relation du voyage du sieur Grelot, & que cet auteur dit peu de choses de ces deux anges, le public sera bien aise de trouver ici tout ce que croyent les Turcs sur ce sujet. Voorts zijn er uitgebreide voetnoten geplaatst bij de beschrijving van Constantinopel (met name inzake het serail) en bij de godsdienst van de Grieken. Maar de voetnoten bij de piramiden spannen de kroon. Daar vind je (naast een voetnoot van bijna twee pagina’s en naast enkele andere niet minder lange) een voetnoot van maar liefst twaalf pagina’s lengte. Daarbij is de hoofdtekst telkens beperkt tot niet meer dan twee regels op een bladzijde (p. 626 tot en met 637). Anders gezegd: in aanmerking genomen dat deze voetnoten in een kleiner corps gezet zijn, is de verhouding tussen deze voetnoot en hoofdtekst er een van ca. 12 bladzijden voetnoot bij ca. 1½ pagina tekst.
Nog een opvallend verschil: aan het eind van hoofdstuk LXVIII over Palmyra staat in plaats van het excuus van De Bruyn voor mogelijke fouten in zijn vertaling van de Engelse tekst de volgende aantekening: On a reçu depuis le tems que ce voyage a été écrit, d’autres inscriptions trouvées à Palmyre, qui ont été communiquées à l’Académie des belles Lettres & Inscriptions; il y en avoit parmi celles-là qui étoient les mêmes que celles qu’on trouve icy, mais avec quelque difference; & M. l’Abbé Renaudot lût sur ce sujet une dissertation qui est imprimée dans le second tome des Memoires de cette Académie, pag. 509. Le but de l’auteur a été de faire voir l’impossibilité qu’il y avoit à tirer de ces inscriptions assez de connoissance pour connoître l’ancienne langue des Palmyréniens, comme les sçavants d’Angleterre ausquels ces monuments avoient été communiquez, le prétendoient, & parmi lesquels Monsieur Edouard Bernard avoit paru le plus éclairé de tous ceux qui avoient travaillé sur ce sujet. Pour ce qui regarde les inscriptions Grecques qu’on a trouvees dans la même ville, elles nous apprennent peu de choses qu’on ne sache par l’histoire. On n’y voit ordinairement que les noms & les charges de ceux en l’honneur de qui ces monuments étoient consacrez; & ces noms sont souvent assez inconnus, & on est encore à disputer sur la qualité de ces charges, qui n’ont pas toujours rapport à celles dont il est parlé dans l’histoire romaine. Les differentes notes que j’ay répandues sur ce chapitre, donnent assez de connoissance de l’histoire de cette ville, dont on fait peu de choses avant la conquête qu’en firent les Romains. | |
De Engelse vertaling van 1702 (London, by Jacob Tonson & Thomas Bennet 1702)In folio. Omvang: 7 + 288 + 7 pagina’s, waarvan 288 genummerd. Afmetingen: ca. 22 x ca. 35 cm. De bladzijden 98-99, 202-203 en 206-207 zijn bij de paginering overgeslagen, maar de tekst en het register vertonen daar geen lacunes. Deze editie was alleen te raadplegen aan de hand van de scans van de microfilm die gemaakt is door de British Library, welke naderhand (in 1996) in boekvorm zijn uitgebracht. De openingsprent is gelijk aan die in de Nederlandse en in de Franse editie, en ook in deze Engelse uitgave luidt de tekst op de wimpel: VOYAGE DE C. LE BRUN. Wat formaat en inhoud betreft is deze vertaalde Engelse editie van 1702 – voorzover de scans te ontcijferen waren! – min of meer gelijk aan de Nederlandse en de Franse uitgaven van 1698 en 1700. Wel is klaarblijkelijk bladzijde 201 (in de Nederlandse editie is dat folio 276) bij het scannen ‘overgeslagen’. Ook bij het scannen van de gravures is veel misgegaan. Dezelfde gravures staan weliswaar in dezelfde volgorde (waarbij de foutieve dubbele nummering van 170 niet verbeterd is), maar enkele gravures waren niet terug te vinden in de digitale versie van de British Library noch in de paperback-editie daarvan. Omdat deze digitalisering uitermate slordig en kwalitatief minderwaardig is uitgevoerd, zijn die ontbrekende gravures tijdens het omzettingsproces wellicht gewoon ‘vergeten’. Over de kwaliteit van de wel aanwezige gravures is geen uitspraak te doen; verreweg de meeste zijn uit het reproductieproces voornamelijk zwart tevoorschijn gekomen. Wel is nog juist zichtbaar dat Gravure A identiek is aan die in de Franse uitgave van 1700. Maar ook over het oorspronkelijke drukwerk uit 1702 valt niet veel goeds te zeggen. Het is bepaald inferieur aan dat in de Nederlandse en Franse edities 1698 en 1700: veel letters staan schots en scheef, en ze zijn tevens zeer ongelijkmatig afgedrukt. Na de titelpagina volgt het portret van De Bruyn. Het is (voorzover op de scans waarneembaar) hetzelfde als in de Franse uitgave van 1700, inclusief de vier Latijnse hexameters. Op het portret volgt het voorwoord; daarna is er een pagina met aanwijzingen voor de binder; vervolgens is een kaart afgedrukt, dezelfde als in de Franse vertaling van 1700. Hierna komt de tekst van het reisverhaal. Het aantal hoofdstukken is gelijk aan de Franse editie 1700, en de gravures hebben de hierboven vermelde Italiaanse (soms Latijnse) onder-, boven- of tussenschriften. Alle lofdichten, ook de twee Latijnse, zijn dus weggelaten. Evenzo de opdracht aan de stadhouder-koning Willem III, hetgeen impliceert dat deze Engelse uitgave na 16 maart 1702 is verschenen. Op die dag immers was de Engelse koning plotseling gestorven, na een val van zijn paard. Er is zelfs een aanwijzing dat deze Engelse uitgave heel kort vóór of ná 16 maart 1702 ter perse is gelegd. Aan het eind van hoofdstuk XXXIV, waar De Bruyn schrijft dat hij als Hagenaar in Kairo twee stadsgenoten, namelijk Adriaan Rierbeek en Rogier van Cleef, had getroffen, staat de volgende passage. Onder alle de Christenen, die zich in deze groote en vermaarde stad bevonden, waaren wy de drie eenigen die de Nederduitsche taal spraken, zynde alle drie Hollanders, en in Den Haag gebooren, daar wy malkanders geslachten heel wel hadden gekend. De vertaling in het Engels luidt: Of all the Christians that commonly live in that famous city, there were but we three that spake [sic] Dutch, and all three born at the Hague, where we had known each others family. But as small as our society was, it lasted not long, for on the 24th of April, that is to say, five days after our arrival at Cairo, my fellow traveller Roger de Cleves with whom I came from Smyrna, went to Cyprus, where he had some business. He lives at present at Loo in the service of His Britanick Majesty, and in the quality of chief fontenier. Het gaat om de laatste Engelse zin. Daaruit blijkt dat de Britse koning nog gezond en wel was toen die woorden gedrukt waren. Bij het vernemen van de dood van Willem III moesten de uitgevers inderhaast de uitgave aanpassen aan de veranderde omstandigheden. Blijkbaar zagen zij als enige mogelijkheid: de opdracht aan de koning geheel laten vervallen en het boek zonder enige dedicatie – hoogst ongebruikelijk toch! – te laten verschijnen. Ook de twee Latijnse lofdichten zijn vermoedelijk bij die ingreep gesneuveld. Tenzij natuurlijk niemand – noch de vertaler W.J., noch de uitgevers Jacob Tonson en Thomas Bennet – had bemerkt of onthouden dat ook de bovenvermelde zin aanpassing behoefde. Ja, in dat geval zou de Engelse uitgave niet persé kort na 16 maart, maar ook pas maanden later op de markt hebben kunnen komen.
Het voorwoord is duidelijk niet door De Bruyn zelf geschreven. Hij wordt immers vermeld als M. Bruyn en als M. Van Bruyn, het laatste een directe vertaling dunkt me van De Bruyn. Ook is het ietwat anders van toonzetting. De felle bewoordingen waarmee De Bruyn in de Franse editie ieder plagiaat ontkende, ontbreken hier. Wel wordt deze kwestie aangesneden, maar de toon is gematigder. De opmerkelijkste passages in dit Engelse voorwoord zijn: Our Author owns that in his first Edition of this Piece in Dutch, he committed several Mistakes in point of Antiquity, by relying too much on some Writers that went before him; but that upon the Information he recieved from some Learned Men about it, he has corrected those Errors in the French Edition (out of which we have at present render’d it) taking notice at the same time, from whence he had borrow’d what he related upon the Credit of others. (...) Onmiddellijk hierna verklaart de vertaler dat hij niet letterlijk de oorspronkelijke (wellicht eerder Franse dan Nederlandse) tekst heeft gevolgd, maar in de geest van de reiziger diens relaas in het Engels heeft omgezet: Having given this Account of Van Bruyn’s Undertaking, it will not be amiss to say something of the English Version. Herein great Care has been taken to render the Author’s Sense in as plain and familiar a Style as possible, without being slavishly tied up to the Words of the Original. Ten slotte moet worden opgemerkt, dat de slotpassage van het hoofdstuk LXVIII over Palmyra geheel en al afwijkt van die in de Nederlandse en Franse uitgaven. Hier geen excuses van de schrijver over de mogelijke fouten in zijn vertaling uit het Engels; hier geen denigrerende opmerkingen van de Franse annotator over de resultaten van de Engelse expeditie naar die woestijnstad, maar wel de verontschuldiging van de Engelse vertaler inzake de inhoud van het betreffende hoofdstuk, als veel te uitgebreid en niet passend bij de rest van het verhaal: The Philosophical Reader is desired to excuse our breaking-in upon the Subject of these Tracts, by intermixing Historical and Philological Matters, as also our exceeding the Bounds of an Extract. But we hope the Curiosity of the Subject, joined to the Desires of the RoyalSociety, may make an easie Apology suffice. There may be many other Instructive Remarks made thereon, which still deserve the Consideration of the Learned, and from such the Publick may yet expect a further Account. Naast de bovenvermelde Franse en Engelse vertalingen (1770, 1702 en 1732) is het boek Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste Deelen van Klein Asia... in vertaling herhaaldelijk opnieuw uitgegeven: in het Frans (1714, 1724, 1725) en in het Engels (1720, 1996). Van dit reisverhaal is in 1974 tevens een korte navertelling verschenen, zulks in een parallelle Frans-Turkse tekst, en aan de hand van een beschrijving van 41 geselecteerde gravures. Ga naar voetnoot+ Al deze heruitgaven bespreken was niet mogelijk, alleen al omdat ze met uitzondering van de ‘editie’ 1974, in Nederland althans, onvindbaar zijn. Enkel de Franse edities van 1700 en 1732 waren in boekvorm beschikbaar. Ga naar voetnoot+ De Engelse uitgave van 1702 was alleen digitaal te raadplegen door middel van een – zoals gebleken is: kwalitatief inferieure – microfilm die de British Library gemaakt had. De paperback-editie (1996) van de (gescande) film – trouwens zo mogelijk nóg slechter van kwaliteit – is daarbij naderhand enigszins van nut geweest. Ga naar voetnoot+ |
|