Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermdHet reisverhaal en de lezerZijn reisverhaal mag evenwel zeker niet als half mislukt worden beschouwd. Dat blijkt onmiskenbaar uit het unieke karakter ervan, de illustrering van het relaas. De gravures immers zijn fraai, vaak bijzonder fraai, en als ondersteuning van de tekst zeer geslaagd. Ga naar voetnoot+ Maar ook de tekst zelf is alleszins lezenswaard, alleen al vanwege het persoonlijke karakter dat hij aan zijn verslag heeft weten te geven. Een voorbeeld daarvan – naast zoveel andere berichten – is deze korte mededeling over Ephese (f. 34): Daarenboven ontdeckten wy alhier verscheidene marmere beelden onder d’aarde bedolven, doch zoo onachtzaam dat eenige van dezelve met de voeten uit de grond staken. Gaarne had ik des nachts een van deeze willen uitgraven en in stilte na Smirna doen voeren, doch ik konde niemand tot myne hulpe koopen, ter oorzaak dat ze vreesden verspied te mogen worden. Voorzeker een heerlijke droom voor elke gedreven archeoloog, dit tableau! Ook bevat De Bruyns relaas mededelingen en bijzonderheden die je in andere reisverslagen vergeefs zult zoeken en die een aantal lacunes in andere reisverhalen en pelgrimsverslagen kunnen opvullen. Als voornaamste moet hier de befaamde beschrijving – en tekening – van het binnenste van de grote piramide bij Gizeh genoemd worden, een prestatie waarop de reiziger trouwens zeer trots was: Ik weet niet, dat ooit ymand voor my deze afbeelding gegeeven heeft, en ik durf my vleyen, dat de geheele wereld my er dank voor zal weten. Maar ook op kleinere schaal zijn er interessante bijzonderheden in De Bruyns verhaal te vinden. Zo deelt alleen hij (f. 297) de tekst en de vormgeving van het pelgrimsattest mee. Zo vermeldt alleen hij (f. 295 en 277) de gewoonte om zich de teekenen der Jerusalemsche reys op de arm of op de borst te laten tatoeëren. Ga naar voetnoot+ Inderdaad, het verhaal is levendig en interessant genoeg, tenminste als de huidige lezer niet te zeer gehinderd wordt door de stijl waarin het geschreven is. Die is, zeker voor een lezer na ruim 400 jaar, niet altijd even toegankelijk omdat ze in grote mate allerlei eigenaardigheden bevat die typisch voor het zeventiende-eeuws zijn. Ga naar voetnoot+ Enkele duidelijke voorbeelden daarvan zijn het zeugma (zie f. 5), de apokoinou (zie f. 251), de discongruentie in getal tussen onderwerp en gezegde (her en der), de naar ons gevoel foutieve inversie (legio; alleen al op f. 41 driemaal) en de zogeheten ‘overspannen samentrekking’, die eveneens niet zelden in De Bruyns tekst voorkomt. Bij zo een ‘overspannen samentrekking’ wordt een woord of zinsnede die uit grammaticaal oogpunt herhaald zou moeten worden, die tweede maal weggelaten. Ga naar voetnoot+ Zoals in deze onhandig geformuleerde zin over de beoefening van de wetenschappen in Turkije: Behalven de Studie der Medicynen vind men ’er ook die zich in d’Astrologie, of Starrekunde, oeffenen. Ga naar voetnoot+ Of deze mededeling over het tempelgebouw in Palmyra, dat later is verbouwd tot kasteel: Van binnen waaren te zien de grondvesten blykelyk van een andere muur, welke dit front mag beantwoorden [die de evenknie van de voorgevel kan zijn] en dat de Mamuluken (welker handwerk het meest schynt geweest te zyn) het kasteel hier hebben gebouwd tot zekerheid van de plaats. Ook de anakoloet verschijnt af en toe, zij het soms weinig hinderlijk: ’t Is een der grootste ongemakken van Egypten, ten opzichte van de byna onverdraagelyke hitte die er den gantschen zoomer regeerd, en te onverdraagelyker vald ter oorzaak dat het een geheel zandig land is, welk zand door de straalen der zon, tot brandens toe ontsteeken wordende, de lucht zodanig verhit dat men ternaauwernood adem kan haalen. Ga naar voetnoot+ Maar soms is zijn stijl zowel anakoloetisch als ronduit lelijk, zoals in de passage die beschrijft hoe De Bruyn c.s. uit de piramide kroop: Naauwlyks hier uit gekomen zynde, sliknat van ’t zweet (‘t welk ons de benauwdheid, en arbeid, terwyl wy op den buik, met eenen arm, en de knien, moesten kruipen, en met de andere hand de kaars vast houden, ‘t geen zeer ongemaklyk viel, aan alle kanten had doen uitbersten) en ontoonbaar bevuild door het stof, ’t welk, zich onder ’t zweet vermengd hebbende, over al aankleefde, zaagen ons de Heer Consul, met het overige gezelschap, niet uit komen, of zy bersteden van lacchen, over de gedaante die wy vertoonden, en konden zich niet bedaaren. Ga naar voetnoot+ Voeg daarbij het gegeven dat veel (gelukkig niet alle) zinnen van De Bruyn zogeheten ‘perioden’ zijn, heel wat langer nog dan het bovenstaande citaat, en het zal duidelijk zijn dat zonder enige aanpassing zijn tekst voor de huidige lezer eerder afstotend dan aantrekkelijk is. Waar wij immers voor een helder taalgebruik voorschrijven, dat de verschillende aspecten en modaliteiten van een mededeling worden ondergebracht in verschillende zinnen – en deze verschillende zinnen op hun beurt in afzonderlijke alinea’s – bevat de periode álle bijzonderheden in één groot zinsverband. Al die bijzonderheden horen volgens het klassieke model evenwichtig verdeeld te zijn over het stijgende gedeelte (de protasis) en het dalende gedeelte (de apodosis) volgens een juist geproportioneerde verhouding van hoofdgedachte en bijgedachten. Maar juist die evenwichtigheid ontbreekt bij De Bruyn. Vaak is daarbij sprake van een zogeheten ‘tangconstructie’, als binnen de armen van onderwerp en predikaat een of meer tussenzinnen en een aantal bijzinnen van de eerste, tweede, derde graad zijn geplaatst, al dan niet beknopt gemaakt met tegenwoordige of verleden deelwoorden. Bij De Bruyn – maar ook bij sommige van zijn tijdgenoten Ga naar voetnoot+– zijn het ware monsterconstructies geworden, volgestopt met een vracht aan mededelingen binnen ronde haken, puntkomma’s, dubbele punten, en besproeid met een ware komma-regen. Als voorbeeld nu om aan te tonen hoezeer De Bruyns interpunctie en zinsbouw aanpassing behoeven, is hier het verhaal over de aap en de valk op folio 218-219 in de transcriptie ongewijzigd overgenomen. De stijl is frappant hortend en stotend. Geestig geval tusschen een aap en een valk En zo zijn er meer, heel wat meer passages in dit reisverhaal. Het uiteindelijke resultaat van deze Reizen van Cornelis de Bruyn is dan ook: veel oogstrelende gravures en veel kijkgenot, maar weinig heldere taal en weinig leesplezier. Je kunt er bijgevolg niet omheen, dat op de kunstenaar Cornelis de Bruyn dit aforisme uitermate treffend van toepassing is: De Nederlander schildert met de rechter- en schrijft met de linkerhand. Ga naar voetnoot+ |
|